Er daalde een duifje van den hemel
ter neer op aard,
zoo wit als sneeuw, zoo zacht als zijde
zoo vlug van vaart.
Het hield in ‘t bekje een klaverstengel
voorzichtig vast;
waaraan een drietal schoone blaadjes
te zaâm gepast.
Het duifje wierp op aard het steeltje
vol blijdschap neêr
en aanstonds vloog het, zijn wiekjes kleppend
ten hemel weêr.
Doch zalig, zalig, wie die blaadjes
hier vindt beneên
Zij zijn Geloof en Hoop en Liefde
tezamen één.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.