
Levende bloemen, vol geur en vol pracht
wie zou ze boven gedroogde niet kiezen?
Doch wie haar spraak te beluisteren tracht
leert er de kunst om geen bloem te verliezen.
Dwaas, wie des zomers gedachteloos plukt,
vluchtig geniet en lichtzinnig ontbladert!
Graag, als de winter ze ons allen ontrukt
hadden wij dan van haar schoon wat vergaden
‘t Leven geeft vreugde, maar rooft haar met een
gader uw schat in de vruchtbare jaren!
Dankbare vreugde geniet niet alleen,
kent ook ‘t geheim van ‘t genot te bewaren.
Legt van de bloemen wat weg in het blad
dat door d’erinnering vol wordt geschreven
Welkt dan het levend gebloemte op ons pad,
blij roept ons hart de gedroogde in het leven.
Bloemen des levens, neen! ‘k Sta u niet af,
‘k wil van uw geuren de beste behouden.
Wat ‘s levens winter verderve in zijn graf,
liefde’s herinnering zal nimmer verouden!
Uwe u toegenegen E.B.
Brielle 4 sept. 1887