Home / Verhalen / Blaadjes uit een levensboek – 14 De slager

Blaadjes uit een levensboek – 14 De slager

Met dank aan Kees van Baardewijk voor het insturen van de tekst

In de tuin voelde ik me net zo veilig als bij m’n vader en moeder. Niemand kon bij je komen. De heiningen waren heel hoog. Alleen de groten konden er een beetje overheen komen als ze met elkaar praatten. Soms als Zandvliet, de buurman, mij in de tuin hoorde begon hij zomaar te zingen: “Kees, ga je scheren, Kees, schaam je wat. Je zeep en je kwastje die staan in je kastje. Toe, scheer nou je wangetjes glad”. Soms zong hij heel raar. Een enkele keer maar, op z’ n eigen verjaardag, of op die van zijn vrouw. Dan was hij een beetje dronken. Pa zei: “Na één borrel heeft-ie al om.” De vader van de buurvrouw kon er beter tegen. Die was heel oud en dronk spiritus. Tenminste, dat had een jongen uit de buurt verteld.

vlees slager

Boodschappen
Even later riep m’n moe dat ze boodschappen ging doen. Ik mocht mee. Dat wilde ik wel. Het leverde altijd wat op. Eerst naar de slager op de hoek. Het was er altijd vol. Ook nu. Maar ja, er hingen wel vier grote geslachte koeien. En die vroegen nog al wat ruimte. Die dooie beesten hingen aan grote haken. Als je niet oppaste liep je zo tegen die kanjers op. Vaak had ik daar een veewagen zien stoppen met bang loeiende koeien of angstig knorrende varkens.

Ook werd er regelmatig ijs bezorgd. Mannen met witte jassen trokken met een haak lange blokken ijs uit de wagen legden er een op hun schouder en liepen op een sukkeldrafje naar de winkel. Ze sloegen keihard, er vielen splinters af en die mocht je zo meenemen.

M’n moeder kocht gehakt en worst en zoals altijd viel er voor mij ook wat af. Jammer, dat die slager altijd zo kinderachtig deed. “Wil Keesje ook een plakje?” Ik zei een keer: “Geef maar een dikke plak”, maar daar kreeg ik buiten een preek over.

Toen wij de winkel uitliepen kwam juffrouw van As binnen. “Ha, schoonzoon”, riep ze vrolijk. Zo noemde ze me altijd. Natuurlijk omdat ik nog al eens met haar Nelleke speelde. Ik speelde met weer meer meisjes. Als al die moeder me zo gingen noemen…

Moeder moest ook nog naar Von Burg, de elektriciteitszaak. Ik wachtte buiten en ging even bij de smid kijken. Er stond een paard dat een nieuw hoefijzer kreeg. De vieze schroeilucht was niet te harden.

Gelijk maar even een kijkje nemen bij de schilder. Die liep, met zijn eeuwige pijp in zijn mond, van het ene tafeltje naar het andere, verfde op elk papier een boom, daarna overal een hek en dan weer een koe of zo. M’n pa noemde hem altijd ‘De Rembrandt van de Tollensstraat’.

De Noordmolenstraat mocht ik niet oversteken. Ik had het een keer toch gedaan en wat rondgehangen bij de ‘Elektrische Krootenkookerij’. Ook daar kon je beter je neus dichtknijpen.



Dit is deel 14 uit de reeks verhalen van dhr. Kees van Baardewijk genaamd: Blaadjes uit een levensboek.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten