Home / Verhalen / Blaadjes uit een levensboek – 26 ‘op de boerderieje’

Blaadjes uit een levensboek – 26 ‘op de boerderieje’

Met dank aan Kees van Baardewijk voor het insturen van de tekst

Nog wat over die fantastische zomers in Bennekom, bij die mensen die zo gul en hartelijk voor mij waren ‘op de boerderieje’. Ik weet niet of dit dialectwoord goed is, maar ’t zal er wel dicht bij in de buurt komen. Dat was wel iets heel aparts, dat dialect verstaan. Heel wat anders dan plat Rotterdams, maar daarvan begreep ik ook niet alles. En dat was misschien maar goed ook.
De vriendjes op de boerderij zeiden bijvoorbeeld over wat voor hen was “Dat is van mien”. “Mien, Mien, ik zie geen Mien”, zei ik kinderachtig. Als we uit de kerk kwamen vroeg tante: “Schik gehad in de kerk?”  Dat kon ik niet zeggen, maar zij bedoelde gewoon of de dienst je goed bevallen was.

Klusjes

Ik vertelde nog niet alles over mijn rol als boerenknecht. Aardappelen rooien was ook een hele klus. De aardappels werden met de riek (een soort hark) naar boven gebracht, geraapt en in bakken gedaan.

Wat ik ook echt leuk vond was boven op een wagen staan en de schoven rogge of tarwe naar omhoog steken in de hooiberg waar ome Teun ze zo goed mogelijk over de hele breedte verdeelde. Je werd er ongelofelijk moe en slaperig van.

Wat me nog altijd verbaasde was dat ik als jochie van zeven of acht moest eggen. Ik zat dan ‘op de bok’ van een soort wagentje dat getrokken werd door een paard. Dat ze mij dat lieten doen… Het duurde niet lang. Je moest rechte voren maken en dat lukt me niet zo goed.

Koeien melken is nooit mijn liefhebberij geworden. Ik kon de slag niet te pakken krijgen. Toen ik dat de tweede keer moest doen lukt het ook niet. Oom Teun verloste de arme beesten van mijn gehaspel.

Verjaardagen

Die rust daar, die verlossing van de angst voor bombardementen, dat lekkere eten en dat fruit waarvan je net zoveel mocht plukken als je wilde… Dat was in het begin een kwestie van wennen en aanpassen. Van de eerste diarree-aanval had ik genoeg geleerd.

Mijn verjaardagen vierde ik zo een jaar of drie op de boerderij. Mijn vader en moeder kwamen dan een dagje, genoten van de nieuwe vrienden en van het lekkere eten en van de rust en de stilte van het platteland. Ze brachten als cadeautje een bokkie mee, van aardewerk of zo. Dat kwam zo: in de boerderij aan de overkant van de weg woonde een jongen met een echte bokkenwagen, waarin ik meermalen mee mocht. Dat wilde ik ook: een bokkenwagentje met een echte bok. Hoe ik ook dramde en zeurde ik kreeg het niet uiteraard. Mijn vader vroeg zich trouwens af hoe je zo’n  beest op de zolder kreeg.

koffer

Grap

Een keer kwam mijn vader alleen, om me op te halen toen de vakantiekoek op was. Ik haalde hem van de trein, we liepen het perron af aan het eind waarvan een controle-mof stond. Mijn vader deed net of die koffer loeizwaar was en moest hem open maken. De inhoud was ondergoed en zakdoeken. Die mof keek toch op zijn neus… Dat was typisch een geintje van mijn vader.



Dit is deel 26 uit de reeks verhalen van dhr. Kees van Baardewijk genaamd: Blaadjes uit een levensboek.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten