Als 6-jarige overleeft Kees van Baardewijk het luchtbombardement op Rotterdam van 14 mei 1940. Dieper dan het gruwelijke gedreun van brisantbommen raakt het verdriet van zijn vader hem, als nog diezelfde middag het bericht komt dat een granaatinslag Kees’ opa heeft gedood.
Geliefde kinderen!
Wij wilden u even vertellen dat het in de familie met allen goed is. Laat ons vertrouwen gericht zijn op Zijn bestel over al het gebeuren en ook voor ons persoonlijk leven en [Hem] kunnen volgen in Zijn beleid. Allen hartelijk gegroet van allen.
Vader Opa Van Baardewijk schreef deze bemoedigende regels op 13 mei 1940 aan een dochter en schoonzoon in Amsterdam – één dag voordat Luftwaffe-eskaders dood en verderf zouden zaaien in het hart van de Maasstad. Toen het briefkaartje bij hen op de mat viel, leefde hij al niet meer.
Krijsende bommen
Met zijn ouders en twee zusjes woonde kleinzoon Kees van Baardewijk (77) destijds in de Tollensstraat. ‘Tijdens het bombardement waren we
allemaal thuis, in de woonkamer,’ blikt hij terug. ‘Er klonk in die dagen wel vaker luchtalarm, want Rotterdam vocht terug. Maar toen de sirenes die middag van de 14e mei begonnen te loeien, was het opeens menens.’ Het bombardement begon rond 13.20 uur en duurde zo’n 17 minuten. Wat Kees zich vooral levendig herinnert, is het helse kabaal van fluitende, krijsende en inslaande bommen. ‘Niet voor te stellen en niet te verdragen, van zo’n gigantische intensiteit – het nam ons helemaal in beslag. De muren van ons huis bewogen, alsof het voorover zou vallen. Dat heeft op mij als kind diepe indruk gemaakt. Ik rilde en beefde, ziek van de buikpijn.’
Confetti
Na het bombardement, dat zo’n achthonderd mensen het leven kostte, was er sprake van ‘volkomen verbijstering’. De binnenstad van Rotterdam stond in lichterlaaie; maar liefst 454 straten waren geheel of gedeeltelijk verwoest. Donkere rookwolken, die laag boven de zwaargewonde stad hingen, blinddoekten de lentezon – alsof het nacht was. Tussen zwartgeblakerde ruïnes en puin liepen de overlevenden verdoofd en murw geslagen rond, terwijl as en verbrande papiersnippers om hen heen warrelden als sinistere confetti. Door het raam zag de jonge Kees ze gaan. ‘De ontzetting op die gezichten vergeet ik nooit meer. Mensen namen niet alleen hun kinderen, maar ook de meest onzinnige dingen mee. Iemand had bijvoorbeeld een vogelkooitje met een parkiet bij zich. Allemaal wilden ze zo snel mogelijk weg van de vuurzee.’
Stank
Ook de allesdoordringende stank van verbrand rubber is hem bijgebleven. ‘Een rubberfabriek in onze buurt was in vlammen opgegaan. Na al die jaren is het nog steeds zo dat die herinneringen direct bovenkomen zodra ik verbrand rubber ruik, zwartgeblakerde papiersnippers of donkere rookwalmen zie – of dit briefkaartje van mijn opa oppak.’ Hij vermoedt dat het zo’n twee uur na het bombardement was dat iemand (‘een oom?’) aanbelde en vertelde dat opa Van Baardewijk was omgekomen. Een granaat was dwars door het dak van zijn huis aan de nabijgelegen Bergstraat ingeslagen en had hem vol geraakt; hij moet op slag dood zijn geweest.
Steunpilaar
‘Het oorverdovende lawaai van de bommen en de bewegende muren van ons huis tijdens het bombardement vond ik vreselijk. Toch viel dat alles in het niet bij wat er gebeurde toen deze jobstijding kwam. Voor het eerst van m’n leven zag ik mijn vader in tranen uitbarsten. Dat was zó’n schok! Ik had altijd enorm tegen hem opgekeken. Hij was stoer. Mijn held: vader kon alles, behalve huilen. Voor mij – altijd een wat bangig jongetje – was hij een steunpilaar. Dat hij daar ontredderd stond te huilen, samen met mijn moeder, was de diepste emotie die ik in de oorlog heb ervaren. Daardoor voelde ik me plotseling helemaal alleen. Dat hij voor mijn ogen brak, niet in staat om mij en mijn zusjes te troosten, gaf me een gevoel van diepe verlatenheid en angst. Ik zie ze nóg staan, volkomen verloren in hun verdriet. Ik weet niet hoe lang dit duurde. Maar de herinnering aan die verschrikkelijke momenten – tot mijn ouders zich op ons richtten en probeerden te troosten – raak ik van m’n leven niet meer kwijt.’
Bizar
Dat opa Van Baardewijk was overleden, kwam ook voor de 6-jarige Kees trouwens hard aan: ‘Ik vond het heel erg, maar vooral voor mijn vader en moeder. Het was een aardige, diepgelovige man. Hij kwam elke zaterdagmiddag bij ons en nam altijd een banaan voor de kleinkinderen mee. Opeens was hij weg.’
Wanneer hoorde u voor het eerst van zijn laatste briefkaartje?
‘In ieder geval nog tijdens de oorlog. Het was natuurlijk bizar: toen dat kaartje één dag later bij mijn oom en tante arriveerde, was de afzender al dood.’
Als kind zag u die 14e mei al uw zekerheden wankelen: de muren van jullie huis en de steunpilaar die uw vader was. Schudde het bombardement ook aan uw vertrouwen in God?
‘Ongetwijfeld hebben veel overlevenden geworsteld met de vraag waarom Hij dit bombardement niet tegenhield, maar ik kan me daar niets van heugen. Er lag voor mijzelf altijd een zwaar accent op Gods aanwezigheid en bescherming.’
Tegelijk kwam uw opa ietsje verderop tragisch om het leven…
Peinzend: ‘Toch heb ik nooit de behoefte gevoeld om God rekenschap te vragen, alsof Híj de oorzaak is van zijn dood. Het belangrijkste in je leven is dat je weet dat God er is en dat Hij, ook in je diepste verdriet en radeloosheid, náást je staat. Uit dit laatste briefkaartje van mijn opa spreekt geloofsvertrouwen in moeilijke omstandigheden. Als twaalfvoudig opa, ‘zwanger’ van het dertiende kleinkind, dank ik God dat ik familie ben van deze onvergetelijke opa.’
Kees
Kees van Baardewijk (1934) is de derde in een gezin van acht kinderen. Hij bekleedde 25 jaar lang diverse functies binnen het boekenvak en de uitgeverij, maar vond daar steeds minder voldoening in. Omdat hij graag met kinderen en jongeren omging, besloot hij de catechetenopleiding te volgen en godsdienstleraar te worden. Na twaalf mooie jaren volgde een zware burn-out, waardoor hij vervroegd uit het arbeidsproces stapte. Kees is getrouwd en vader van vijf kinderen. Hij schreef diverse boekjes en gedichten, en was onder meer columnist voor het EO-radioprogramma Zaterdagavonduur.
Het bombardement
Uitgerekend in het jaar dat Rotterdam zijn zeshonderdjarig bestaan zou vieren, werd de historische binnenstad op 14 mei 1940 verwoest door 97.000 kilo explosieven. Ruim 24.000 woningen, 32 kerkgebouwen en 2 synagogen werden in de as gelegd; circa 800 mensen vonden de dood en 80.000 Rotterdammers waren op slag dakloos. Het bombardement dwong Nederland uiteindelijk op de knieën.
Geschreven op 30 april 2013.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.