Haarscherp afgetekend tegen de kale horizon,
Met als enige decoratie een vrij hoge fiets,
Keurig staande tegen een der drie kale bomen,
Stond daar; het lijf, ja het lijf!
Hoe anders moet ik het noemen?
Het lange, magere, nagenoeg rechte lijf.
Geheel ontbloot van enige ronding,
Waaraan men toch doorgaans een lichaam herkent.
Nee; dit lijf ging zonder enige onderbreking over in al even rechte benen.
Die al even verticaal alleen onderbroken werden door twee horizontale grote voeten, aldus de indruk wekkend al even mager te zijn.
Zo leken ook de armen geen enkele poging te ondernemen,
Om hier ook maar enige verandering in aan te brengen.
Al weer, vanaf de schouders recht en hoekig.
Evenzo de lange magere nek met hier als enige uitspringer een adamsappel,
Een die er echt wel wezen mocht.
Het gezicht was geheel in overeenstemming met de rest, recht en mager.
Hoekige neus en grote holle ogen.
Des te opvallender was wel dat idiote bolle petje,
Het sluike, kleurloze haar bedekkend met zijn opvallend grote klep,
Die de tekst; M E N droeg.
Rustig probeerde ik iets meer in zijn buurt te komen.
En om hem niet uit zijn wel duidelijke concentratie te halen.
Al naderende bespeurde ik dat hij aan de rand van een water stond.
Een pen met een soort beugel was in de grond gestoken,
Waaraan een hengel hing.
Plotseling kwam het lijf echter wonderlijk snel in beweging,
De hengel ging omhoog en een spartelende zilveren voorn verdween in een terzijde staande emmer, waarin al enige van zijn lotgenoten rondzwommen.
Nadat er opnieuw aas aan het haakje gedaan was,
Verdween het geheel opnieuw in het water.
Een grimas trok over het sombere gelaat.
Er werd met ijzige kalmte een pakje shag uit een der zakken getoverd.
Nadat er een saffie was geconstrueerd en aangestoken,
Werd dezelfde stramme houding van even tevoren weer aangenomen.
Hetgeen nu alleen werd onderbroken door een regelmatig zuigen
En het uitblazen van rookwolken.
Of ik alreeds was opgemerkt wist ik niet.
Maar met en vriendelijk” goede morgen” liep ik op hem toe.
Zijn antwoordt bracht mij wel enigszins van mijn stuk.
Ook goedendag! En wat morgen betreft ben ik,
En met mij nog meerdere specialisten van mening,
Dat het morgen aanmerkelijk minder goed zal zijn dan vandaag.
Ik besloot hem gelijk te geven, want achteraf gezien,
Had ik het slechte weerbericht voor morgen ook gehoord.
Ja, en dat voorspelde weinig goeds.
Ja zei ik, daar heeft U gelijk in.
Weet ik, was zijn antwoordt, want ik heb gestudeerd.
Ik ook, zei ik enigszins benepen.
Daar is dan helaas jammer voor U, echt weinig van te merken.
Ik begon het verloop van het gesprek nu wel echt onaangenaam te vinden.
Aldus probeerde ik er een andere wending aan te geven.
En omdat ik op dat moment de dobber bewegen zag, merkte ik op”het tukt!”
Nee hoor, dat doet de wind, die is tegen de oever en dan krijg je dat altijd.
U is geen visser zeker?
Ik had wel eens gevist, maar besloot ook van dit duel af te zien.
Is dat niet vermoeiend, dat lange staan?
Nee hoor, ik heb een prima conditie!
Ik heb hele sterke benen, die zijn wel wat gewend.
Het zou voor mij niets zijn repliceerde ik,
Ik zou zeker het gemak zoeken.
Wacht even, hij liep naar zijn fiets, pakte een jute zak uit zijn fietstas,
Die hij dubbelgevouwen voor mij op de grond legde.
Zit maar lekker zei hij bijna vriendelijk, ik hoef dat niet.
Ik ging zitten, mijn armen rond mijn knieën en zuchtte.
Ja zo verknoei je natuurlijk je rug!
Dat kan toch niet anders? Rot houding!
Na deze stortvloed van woorden
Besloot ik mijn armen maar achter mijnrug te poten
En om gelijk geen verdere discussie uit te lokken,
Besloot ik er maar even het zwijgen toe te doen.
Hetgeen in zo’n situatie vaak veel langer duurt dan je denkt.
Maar toch kwam de verlossing nog onverwachts,
Toen er weer feilloos zo’n zilveren rakker gevangen werd.
In de emmer kijkend bemerkte ik dat er toch al heel wat
van die beestjes in rondzwommen.
En met een; U heft er toch al heel wat!
Hij sprak mij deze keer niet tegen, nee, hij grijnsde zelfs.
Ja zo kan ik wel weer even vooruit maakte hij mij toch nieuwsgierig.
Wat is de bedoeling hiervan, wat doet U hiermee?
Wat is de lol, wat stelt dit alles voor?
Dat zijn nu toch wel een heleboel vragen ineens.
Maar vooruit, U bent een vriendelijk mens, dus!
De bedoeling is dat ik altijd een voorraadje vis heb.
Ik doe deze in mijn vijver.
Ja, dat is zo’n oude bomkrater uit de oorlog 40/45 snapt U?
Die staat vol water en is geheel begroeid.
Hij ligt vlak achter mijn huis.
En de lol dat laat zich raden.
Als het nu morgen dat weer is waar U nu aan twijfelt,
En wat ik zeker weet.
Dan hoost het morgen de hele dag!
Ik zit dan, lekker warm aan de koffie in mijn keukentje.
Ik kijk dan uit het raam recht op die begroeide vijver.
Ik zie daar dan zo’n mooie grijze reiger,
Geduldig kou en regen trotserend staan te vissen.
Dat is wel zo’n prachtig gezicht!
Dat geeft een lekker gevoel.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.