Home / Verhalen / Een onvergetelijke overnachting

Een onvergetelijke overnachting

Met dank aan Kees van Baardewijk voor het insturen van de tekst

Met voldoening mag ik zeggen dat ik een evenwichtig en probleemloos overnachtingsleven leid. Bijna alle nachten lijken op elkaar en dat geeft rust.
Vrijwel altijd in eigen bed, op pocketverenmatras, dat, zoals bekend, garant staat voor soepelheid, hoogste elasticiteit en goede ventilatie. De verkoper had ons verzekerd dat hijzelf al jaren een dergelijk matras koesterde en niet dan met de grootste moeite uit bed kon komen. Dat wekte vertrouwen.

Een enkele keer beleven wij overnachtingen waaraan geen eind schijnt te komen. Bij logeerpartijen bij familie of vrienden waar je nachten doorworstelt in een niet meer op slapen berekend bed, geeuwend, woelend, eindeloos op de wekker kijkend. Of ook wel in een uitnodigend hotelbed, waar niet vertrouwde geluiden je dan weer verontrusten. In een wereld die op zichzelf al eigenaardig aandoet is ontwaken in een ander bed in het algemeen onaangenaam en vervreemdend.

Misschien wilt u hierover even nadenken, voor ik u bericht over het meest onvergetelijk overnacht- en ontwaakevenement uit mijn leven. Wakker worden op een eiland waar je nooit eerder geweest bent, in een gietijzeren minibedje, in een zaaltje dat mits opgeknapt en aangepast een passende bestemming zou kunnen krijgen als onderkomen voor kleine huisdieren, vlak naast iemand die er bij het inslapen niet was en nu indrukwekkend aanwezig bleek te zijn… dat is wat, hoor!

Even wat achtergrondinformatie. Een en ander vond plaats op Kreta. Een hartveroverend eiland met hotels die nakomen wat ze beloven, met indrukwekkend natuurschoon, veel opgegraven verleden, vriendelijke bewoners en forse prijzen. Een subtropische verrassing.
Dat bed en wat er verder volgt – dat kwam zo. Zittend in een bus op weg naar Ghania vertoonde ik verschijnselen die ziekenhuisopname noodzakelijk maakten. Een aan de afdeling Zeer Antieke Voertuigen van een nabij museum ontfutselde ambulance was naar Kretenzische begrippen wonderlijk snel ter plekke. Alras kwam, dankzij de houten banden, de wereld mij wat bekender voor. In het ziekenhuis was communicatie vrijwel onmogelijk. De cardiologe sprak geen Engels en ik geen Grieks. Dus dat schoot niet op. Gelukkig bleek er een zuster die zich van gebroken Duits bediende.

Goede wil was aanwezig. Ik ontdekte twee soorten hulpverleners: één waarschijnlijk gerekruteerd uit een onlangs ontdekt bergvolk – ruig maar goedmoedig – en één die gelijkenis vertoonde met de ons vertrouwde verpleegkundige. Maar toch weer anders. De ziekenkamer waar ik binnengekruid werd telde vier bedden en één nachtkastje uit overgrootmoeders tijd. De wanden zagen hunkerend uit naar een schilder. Op een der muren hing een icoon van een plaatselijke heilige die in zichzelf gekeerd van mij afkeek. Vier manshoge zuurstofflessen, wat achteloos tegen een wand geparkeerd, oogden op het eerste gezicht en ook op het tweede als schietklare projectielen. Er was één afwerend urinaal voor de hele zaal met rafelige rand. Een waterfles waarvan de hals op ruwe wijze verwijderd was. “Mijn” verblijf mondde uit op een balkon waar zich een wirwar bevond van patiënten, zorgzame familieleden en achteloos weggeworpen afval. Behalve mijzelf was er in ieder geval één patiënt. Maar nu komt het! Let op!

bed icoon slapen

Het duurde lang voor ik insliep. Door het ongewone, door het lawaai en door tal van schouwspelen die via de geopende deur naar de gang zichtbaar werden. Door een oud moedertje, dat hangend tussen twee familieleden van jongere editie, naar het onbebrilde toilet gesleept werd. Door een broeder die een zuster achternazat, of omgekeerd. Door het gietijzeren bedje dat kreunend aankondigde: lig stil of ik begeef het. Door het kussen dat niet hoger was dan twee opgestapelde A-viertjes, enzovoort. Tenslotte viel ik in slaap. Met dromen zo benauwend en alarmerend dat ik ze uit zorg voor u voor me houd.

Tot ik met een schok wakker werd. Zag ik het goed? Er lag gisteravond toch maar één persoon behalve mijzelf. Nu lag in het bed naast mij, op geen tien centimeter afstand, nog iemand. Een volledig gekleed persoon. Een overblijvende arts? Een binnengeslopen zwerver? Wat het maar waar… Vast een in slaap gevallen bandiet met een keur aan wapens en explosieven onder zijn deken?

Wat moest ik? De deuren naar de gang waren gesloten. Een alarmknop ontbrak. Schreeuwen lukte me niet – rond m’ n huig zat een klont specie of deeg. Tabletjes onder de tong werkten niets uit. Verkrampt hield ik mij aan de spijlen van het bedje vast. Ach, we hadden zo genoten op deze reis, mijn vrouw en ik. We hadden al zo veel gezien op dit bekoorlijke eiland. De hotels waren zo voortreffelijk en de maaltijden zo verrukkelijk. Zou nu mijn leven op ellendige wijze eindigen? Zou het nu allemaal abrupt afgelopen zijn? Ik zag de krantenkoppen al: Hulpeloze toerist op ziekenzaal koelbloedig afgeslacht. De figuur ontwaakte met veel omhaal en grijnsde me toe. Dat gaf geen enkel vertrouwen. Hoe vaak vertonen wolven zich niet in de vacht van schapen? Hij liet zich uit bed glijden, negeerde mij verder, schudde de andere gast wakker die hij, maakte ik op, bleek te herkennen.

Weldra stonden ze samen bij de deur gewikkeld in een discussie. Ik dacht dat dit moest leiden tot een handgemeen maar achteraf begreep dat de harde toon, het geschreeuw en gestamp tot de kenmerken van een hartelijk gesprek hoorden. Het viel dus allemaal mee. Mijn trillen werd minder, mijn hartslag regelmatiger. Ik had de vreemde overnachting dus overleefd, maar hij zou wel nooit meer op de harde schijf van m’ n geheugen gewist kunnen worden en in alle hevigheid regelmatig spokend het brein binnendringen.

Overigens is van het betreffende ziekenhuis ook wel iets gunstigs te melden. De medische zorg, hoorde ik, was redelijk. Er bestond een zekere kiesheid die elders wel eens ontbreekt. In een ander ziekenhuis op Kreta kan men op de gangen vrolijk koutende chirurgen aantreffen met bebloede voorschoten. Maar ook hier waren toch medische missers. Zo ontving ik een prik met een niet steriel verpakte naald, die voordat hij in mij werd gejast, op de grond (waarvan het niet raadzaam was te eten) gevallen was. Maar gaat u rustig naar Kreta. Het is een schitterend eiland met comfortabele hotels en aardige mensen.



10 oktober 2007

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten