Home / Verhalen / Het pakje

Het pakje

Met dank aan Ivan Grud voor het insturen van de tekst


Ik had zojuist plaats genomen aan de door Joop gecreëerde leestafel, toen er een oudere man het café binnen kwam lopen, het viel mij op dat hij spierwit haar had. In zijn hand droeg hij kleurrijk pakje, hij stond even stil om dan met onzekere stap naar mij toe te komen, vragende: ‘is het goed dat ik even bij u komt zitten?’ ‘Maar natuurlijk, ga uw gang, daar is de leestafel voor zou ik zo zeggen.’ antwoordde ik hem vriendelijk.
Joop die anders niet zo vlot is om ongevraagd een consumptie te brengen, deed dit echter deze keer wel, en zei, ‘morgen Han, verse koffie jongen.’ Hij legde hierbij zijn hand vertrouwelijk op de schouder bij de voor mij onbekende man. Ik keek Joop eens vragend aan: ‘wat is dit Joop?’ Hij gaf mijn een gemoedelijk knipoogje en daar moest ik het maar mee doen en slofte weg.
‘Bent u op weg naar een verjaardag?’ vroeg ik hem wijzend op het pakje. De oude antwoordde niet direct, hij keek eveneens naar het pakje alsof hij het voor het eerst zag. ‘Ben ik wel geweest mijnheer, maar dat ging niet goed.’ Mijn nieuwsgierigheid was gewekt: ‘Oh nee, en waarom dan wel niet’, wilde ik weten. Het even was het pijnlijk stil, dan keek de oude man mij met een immens verdrietige blik aan.
‘Mijnheer als ik u verteld dat ik veel in mijn leven heb meegemaakt. Ik heb de tweede wereldoorlog overleefd, ben gedeporteerd naar Duitsland heb de gruwelijkheden gezien van de nazi’s.’ Hij pauzeerde even om een slok van zijn koffie te nemen. Ik keek naar de handen en stelde vast dat het werkmanshanden waren overdekt met ouderdomsproeten. ‘De vernietigingskampen, de zogeheten Holocaust, ik heb het allemaal van dichtbij mee gemaakt. Een gruwel mijnheer, een gruwel die mij nu nog achtervolgt, iets wat je blijft achtervolgen tot je dood.’ Hij vervolgde, ‘wat ook nog eens aangewakkerd wordt door oorlogsbeelden op de televisie en meer van die ellende.’ Ik knikte hem begrijpelijk toe, “ja, mijnheer ik weet er alles van. Ik ben wel niet zo oud als u, maar heb toch ook nog een staartje meegemaakt uit die afschuwelijke periode.’
Maar mijn nieuwsgierigheid was gaande, het pakje was nog niet verklaard. Het leek alsof de grijze heer mijn gedachten kon lezen. Hij legde zijn hand op het pakje en zei: ‘ik heb dit altijd bij mij mijnheer om niet te vergeten.’ ‘U bedoelt de verschrikkingen van de oorlog?’ vroeg ik hem. ‘Nee’, antwoordde hij, ‘iIn zijn geheel gezien was en is dat uiteraard de grootste verschrikking die de mensheid ooit voorgebracht heeft. Maar voor mij was er nog een groter leed gereserveerd.’
Wederom pauzeerde hij, hij wrong zijn handen ineen, alsof hij het opkomende verdriet wilde verwurgen. Dan schraapte hij zijn keel en mij aankijkend met natte ogen zei hij: ‘er zijn toch momenten in het leven, welke de Holocaust en al het andere leed overtreft, hoe erg deze ook waren.’ ‘Is dat echt zo?’ Ik was in verlegenheid gebracht door mijn eigen stomme nieuwsgierigheid. ‘Ja mijnheer’, ging hij verder; ‘het is bijna ondenkbaar, maar het is zo.’ Ik zag een immens verdriet in hem opkomen, en of ik het wilde of niet het greep mij bij de strot, bijna piepend vroeg ik hem; ‘vertelt u eens.”
Hij keek mij met een dankbare blik aan, wat mij nog meer benauwde en hij vervolgde: ‘het is nu nog maar drie maanden geleden, dat hij jarig was, hij was bijna zeven geworden, maar het mocht niet zo zijn.’ ‘Mijn kleinzoon mijnheer, een prachtkereltje, leuk voetballertje, ik ging altijd met hem mee naar de aspirant junioren.’ Ik zag nu duidelijk enkele tranen opkomen in de ogen van de man. Hij pakte zijn zakdoek om deze af te vegen, waarna hij er op liet volgen: ‘leukemie mijnheer, op de dag van zijn verjaardag stierf hij, er was niets meer over van hem, kaal koppie’, hij zweeg even of hij liet bezinken, ‘het mocht niet zo zijn.’ Dan keek hij naar het kleurig verpakte cadeautje.
Ik kon mij eigen wel voor mijn kop slaan; ‘eikel die je er bent’ zei ik tot mij zelf, ‘ ‘oen’ dat is niks voor jou jij met je eeuwig verdomde nieuwsgierigheid’, tranen gutsen langs de binnenkant van mijn maag mijn darmen knoopten ineen, ik had het niet meer.
Dan was daar mijn redding in de vorm van Joop, hij kwam aanlopen en ging achter de verdrietige oude man staan, legde zijn handen op de schouders van deze en vroeg met een zachte stem: ‘nog een lekker kop koffie, en jij Ivan een glaasje vieux, wil jij misschien ook een borreltje Han?’ ‘Wacht even’, neem ik ook een borreltje en ik kom er even bij zitten, het is toch stil.’ Joop de redder in elke situatie, is het vreemd dat je dan een kelner wil zoenen? Ik weet het niet, ik wilde het in ieder geval wel.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten