Home / Verhalen / Hongerig en koud

Hongerig en koud

Met dank aan Maaike Bakker voor het insturen van de tekst

Het is de winter van 1944 –1945. Ik ben 5 jaar.

Moeder schilt de aardappelen voor het middageten. Ik kijk naar haar handen. Iedere keer pakt zij een nieuwe aardappel en rolt die vliegensvlug door haar handen. De schil blijft in een krul hangen aan de aardappel. Soms wordt het een heel lange schil. Even later plompt de aardappel zachtjes in het water. Maar niet altijd. Soms landt een aardappel een beetje harder in het water dan bedoeld. De spetters vliegen dan hoog op. Moeder schrikt er zelf van. De ketel is nu halfvol met geschilde aardappelen. Maar ik weet dat er nog veel meer in moet. De ketel moet helemaal vol! Iedere middag kookt moeder een wasketel met aardappelen. De ketel is tot rand gevuld. Een half uurtje later  gaat de ketel op het gas. Moeder kan hem maar net dragen, zo zwaar weegt hij.

Clazien, mijn oudere zus dekt de tafel in de achterkamer. Straks gaan we eten. Het is buiten koud en in huis is het ook niet warm. De kamer is groot met eenhoog plafond.  De hele winter is het al koud in huis. Het vriest heel hard.

Hongertocht
Ik hoor iemand kloppen op de deur. “Volluk” klinkt het heel zacht. Moeder hoort het niet eens. “Moeder, er is iemand aan de deur.” Moeder loopt naar de deur. O, ik hoor het al. Ik ken de stem die iets vraagt.  Er staat een man voor de deur. En ik denk ook dat ik weet hoe hij eruitziet. Er komen bijna iedere dag mensen aan de deur. En ze zien er bijna allemaal hetzelfde uit. Deze man ook. Ik vind het eng als ik naar hem kijk.  Zijn ogen zijn heel groot. Zijn gezicht is klein en mager. Hij ziet heel wit en een beetje paarsig! “Kom maar even binnen,” zegt moeder, en ze pakt een stoel voor hem. “Ga maar even zitten,” zegt ze. De man trilt als hij op de stoel zit. Moeder pakt een lepel uit de lade. Zij schept uit de grote wasketel aardappelen op een bord. Heerlijke, warme, verse aardappelen. Ze zijn nog maar net gekookt. Ook groente schept zij op het bord. En jus. “Kijk eens,” zegt ze, “eet maar lekker op.”  Ze zet het bord met eten voor hem op tafel. De man eet snel, heel snel. “Ik heb zo’n honger,” zegt hij. “ik ben hier naartoe gekomen en hoopte dat ik weer eten kreeg.” Hij kijkt heel blij nu. Als hij weer wat warm geworden is en gegeten heeft, bedankt hij moeder wel drie keer.

Ik kijk door het kamerraam als hij naar buiten loopt. O, hij is op de fiets, zie ik. Een heel oude fiets. Om de wielen zitten geen banden meer. Hij fietst op de velgen. Als hij weggaat, luister ik. De fietswielen kniersen over het puin. Ik weet precies hoe het klinkt.  Slingerend, bijna vallend rijdt de man door het puin naar het brugje. Als hij maar niet valt. Ik loop naar het raam van de voorkamer. Gelukkig, hij is al op de weg. Het is nog heel ver fietsen naar de grote stad, weet ik.

Later die dag komen nog meer mensen aan de deur. “Alstublieft! Heeft u iets te eten? De mensen kijken mijn moeder smekend aan. Soms komen zij met een oude kinderwagen het erf op. Thuis hopen  hongerige kinderen dat er eten wordt meegebracht.

Moeder deelt iedere middag uit de grote wasketel tot er geen aardappeltje meer in zit. En zij geeft ook vaak wat eten mee voor de kinderen thuis. Niet alleen bij ons, ook bij de buren vragen zij om eten. In de naburige stad is niets meer. Soms gaan ze blij naar huis. Als hun gammele fietsen volgeladen zijn met etenswaren! Vooral in oude kinderwagens kan veel eten. Maar iemand moet het wel geven! Een poosje later, als de kinderwagen leeg gegeten is, komen ze weer terug. Maken ze weer die tocht naar ons dorp. Ook al hebben ze het ontzettend koud. Ze moeten wel, er is niets meer te eten in de stad. Ze hebben vreselijke honger. Hongerig en koud blijven ze langskomen, smekend om eten. Het houdt niet op! Soms sluit moeder de luiken tijdens het eten,  zodat de mensen ons niet zien eten!

Bedanken
Kort na de oorlog komt er een man aan de deur. Hij vertelt dat hij in de oorlog bij een razzia is opgepakt en weggevoerd naar Duitsland. Zijn gezin blijft achter, zonder eten. Hij zegt tegen mijn moeder: “U heeft mijn gezin gered van de hongerdood. Ik kom u daarvoor bedanken!”.

Op 5 mei 1945 is de oorlog voorbij. Vooral de laatste oorlogswinter is heel zwaar. In de grote steden is vreselijk geleden. Er sterven in die laatste winter 20.000 landgenoten van kou en honger.

Ik heb nog jaren gedroomd over de oorlog. Een terugkerende droom: ik sta voor de spoorwegovergang en moet er over om thuis te komen. Vlak voor mijn ogen gaan de bomen naar beneden. Zij sluiten de weg af. Ik moet wachten, op de trein die straks langskomt. Plotseling terwijl ik daar wacht, gaat het luchtalarm af. De sirenes gillen. Panisch van angst wil ik wegrennen. De bommenwerpers komen! Ik moet  weg, weg. Ik moet naar huis! Maar de overweg is dicht. De bomen zijn naar  beneden. Ik kan niet weg, ik kan niet naar huis!  Dan schrik ik wakker. Even blijft de angst nog. Voelt het alsof het oorlog is. En dan, ineens weet ik het: ik droomde! Ik droomde! Ik word heel blij: er is geen oorlog meer. Het is voorbij. Het is vrede!

Na de 1e wereldoorlog werd in 1919 de Volkerenbond opgericht. Helaas bracht dat niet waarop werd gehoopt. Men droomde van een blijvende vrede. En in mei 1940 werd ook Nederland betrokken in de 2e wereldoorlog. Een vreselijke oorlog! Zal de vrede, waar veel mensen zo vurig naar verlangen, er ooit komen?

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten