
De man, in de naar olie ruikende overal zette zich naast mij op de kruk. “Zo nu eerst een klets” zei hij tegen de kastelein. Hij veegde met de rug van zijn hand de olie rond zijn mond weg. “Je eerste?”, vroeg ik hem. “Ja, en het zal wel niet de laatste zijn ook”, mompelde hij, “ik had een extraatje”, ging hij verder, ‘zelf gedaan, dat wel.” “Maar je moet er maar op komen, toch?”
Hij was nauwelijks te verstaan, en volgens mij had hij het nodige al op. “Ja een Lucky moet je veelal zelf creëren“, zei ik. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. “Olie verversen, reken maar uit, vier liter maal, hé,?” “Ja dat is geld “, ging ik met hem mee. “Je beste klanten” verzekerde hij mij, “nooit zeuren, komen nooit terug, staan niet op je klauwen te kijken.” “Leuke karretjes, mogen maar veertig rijden, maar toch.” “Dus je doet alsof?” vroeg ik verbijsterd. “Ja,hé,hé, slimme.” “Moet je nog wat drinken, kan nu wel”, grijnsde hij.