Het oude smeedijzeren hek piept zacht wanneer An het open duwt. De gebloemde motieven in Jugendstill zijn groen uit geslagen. Even gaat ze er met haar hand over heen. Ze constateert dat het al lange tijd niet meer is schoon gemaakt. Dan loopt ze verder. Waar op nieuwere begraafplaatsen het grint onder haar voeten knarst, worden hier haar voetstappen gedempt door zandpaden. Met langzame pas loopt ze verder. Haar ogen vinden na enige tijd het graf dat ze al zovele malen bezocht heeft. Maar dat ligt ver achter haar. Nu komt ze sinds lange tijd weer.
Wanneer ze de naam weer leest, gegraveerd in de licht grijze steen bij het graf, gaan haar gedachten terug in de tijd. En twee bruine ogen en een blonde kuif komen weer op haar netvlies. Ze ziet zich zelf weer haar armen om z’n middel slaan terwijl ze achterop z’n fiets springt. Een fiets die geen bel behoefde. Alles piepte en rammelde er aan maar wie lette er toen op?
Op de achtergrond hoort ze het geluid van de oude poort die een volgende bezoeker aan kondigt. Dat haalt haar weer terug naar de werkelijkheid.
Er staan wat bloemen op het graf die beginnen te verwelken. Toch wordt het nog steeds bijgehouden ziet ze. Even laat ze alles op zich in werken. De stilte, de omgeving, de herinneringen. En sinds lange tijd voelt ze rust in zich nu ze hier staat. Vaak kwam ze hier, om daarna weer met die snijdende pijn in haar hart weg te gaan. Nu, na zovele jaren, doet het haar goed weer hier te staan. Terwijl ze het mee gebrachte bloemstuk naast de andere bloemen zet en haar vingers de letters van de naam op de steen even zacht beroeren merkt ze de andere bezoeker op, die twee graven verder blijft staan. Omdat er al lange tijd hier geen graven meer bij komen, kijkt ze even op naar de vrouw bij het andere graf. Zou zij nog geregeld iemand bezoeken, ook een ver verleden?
Niet vermoedend gade geslagen te worden legt ook deze vrouw verse bloemen neer en verwijdert de verwelkte bos. Dan gaat haar hand in een tas om er een doek uit te halen en wrijft het weinige vuil van het marmer. Haar ogen spreken verdriet uit, nog steeds, na al die jaren. terwijl ze bezig is haalt ze regelmatig haar neus op. Uit een reflex neemt An een papieren zakdoekje uit haar jaszak, loopt op de vrouw toe en reikt het haar zwijgend aan. Als de vrouw verrast op kijkt en de zakdoek dankbaar aan neemt kijken twee vrouwen elkaar aan. Ze kennen elkaar niet en toch hebben ze wat gemeen. Beiden zoeken ze naar herinneringen uit het verleden.
De vrouw bedankt haar met zachte stem en probeert een kleine glimlach op haar getekende gezicht te krijgen, wat haar maar ten dele lukt. An knikt haar bemoedigend toe.
“Het verdriet en gemis gaat nooit helemaal weg, hè,” zegt de vrouw nu, zich zelf verontschuldigend voor haar droeve stemming.
“Nee,” antwoordt An. “Maar de mooie herinneringen ook niet.”
De vrouw knikt beamend. Dan gaan haar vochtige ogen weer naar het graf.
“Wanneer je kind op wrede wijze bij je weggerukt wordt gaat er een licht uit dat nooit meer echt wil gaan branden.”
An voelt dat de pijn die deze vrouw al zo lang met zich mee draagt zo veel zwaarder en scherper is dan de pijn die ze zelf gevoeld heeft.
Nu kijkt de vrouw An weer aan.
“En jij?”
En ondanks de plaats waar ze zich bevinden komt er een glimlach op An’s gezicht.
“Een jeugdliefde. Hij was nog zo jong. Maar een nieuw licht kon deze duisternis verdrijven.”
An legt een hand op de schouder van de vrouw.
“Ze zijn pas echt weg wanneer er niet meer aan hen gedacht wordt. Want elke keer dat ze in onze gedachten zijn, zijn ze weer even bij ons.”
De vrouw zegt niets maar haar antwoord ligt in haar ogen.
En dan gaan ze weer uit één, ieder zijns weegs. Een korte ontmoeting, weinig woorden, vertellend over twee grote verhalen.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.