Wat zal ik gaan vertellen over mijn vader. Mijn vader, Jan Hendrik Cornelissen, geboren: 11 mei 1918, overleden 10 december 1969. Bijnaam ‘Boerenjantje’, zover ik begrepen heb, noemden mensen hem zo, omdat hij altijd op klompen liep en/of omdat hij altijd rode, blozende wangen had. In ieder gaval was hij normaliter een rustige, geen grote prater, persoon. Op jeugdige leeftijd een lenige, snelle, ondeugende kwajongen. Hij rookte al op zeer jeugdige leedtijd, als ik mij niet vergis, een jaar of acht. Ik hoorde van mijn Oma, Geertje menig voorval. Van wat Jantje zoal uitvrat. De keer dat hij in de gierput gevallen was bij familie op de boerderij. Het feit dat hij altijd aan het vechten was, tijdens en buiten schooltijd. Dan was er nog een voorval.
Mijn vader zou op een avond een wedstrijd turnen. Met als voornaamste concurrent Ko Roodenburg, een boerenjongen die op een boerderij te Halfweg woonde. Helaas, ging de wedstrijd voor mijn vader niet door. Dat kwam omdat hij tijdens het het spelen met andere kwajongens, tijdens het slootje springen, op het land waar een daggelder de boel in de gaten hield, hem en zijn kornuiten wegjaagde. Zodoende waren zij gedwongen de sloot (een brede) over te springen. Mijn vader werd echter gegrepen, uiteindelijk door de heer Konijn, zo heette hij, in de sloot geduwd. Mijn vader die een nieuwe broek aanhad, ging zijn kleren schoon spoelen in het Noordzee kanaal. Helaas, merkte mijn Oma toen Jantje thuis kwam, zijn natte kleren op. Hij moest rechtstreeks naar bed, zonder dat hij uitleg mocht geven. Mijn Oma had later wel spijt, dat Jantje niet aan de wedstrijd had deel genomen. Toen mijn Oma later vroeg wat er precies was gebeurd, vertelde Jantje: Haas of Konijn had hem in de sloot geduwd.
Dat mijn vader van gezelligheid hield, is een feit. Hij ging graag naar zijn stamkroeg, hield van klaverjassen, wat in die jaren erg populair was. Mijn Opa en Oma Cornelissen woonden boven de winkel van de kruidenier Pronk, op het Dokter Baumannpein 3 te Halfweg. Naast de kruidenier woonde De Fouw, die een kledingszaak annex stomerij had. De kleding van Jan moest na elk weekend naar deze stomerij, hij had dan weer een veldslag meegemaakt. Zoals die keer dat hij een bokser uit Zwanenburg ontmoette in de kroeg van Bertus Oosterbaan, een kroeg gelegen aan de Ringvaart van de Haarlemmermeer. Tijdens een biertje drinken, klaagde de bokser Freek Hartman over zijn vrouw. Een klaagzang welke enige tijd duurde. Het beste mens kwam er slecht van af, zij deugde totaal niet volgens Freek. Het toeval wilde dat de vrouw van Freek de kroeg binnenkwam op een bepaald moment. Jan zei: ‘daar heb je het secreet ze komt net naar binnen.’ Toen begon de ruzie, Freek nam geen genoegen met deze opmerking van Jan. Tijdens het gevecht dat hier op volgde, waren er enige mensen die bij voorhand het opnamen voor de bokser, die geacht werd te winnen. De opmerkingen van deze mensen, zolas: ‘sla hem dood Freek’ waren niet van de lucht. Dat doodslaan, lukte niet echt, mijn vader was een gymnast, een lenige, razendsnelle jongen. Freek, de bokser moest het onderspit delven. Toen Jan de volgende dag de supporters van Freek tegenkwam, zeiden zij hem vriendelijk gedag. ‘Dag Jan, hoe gaat het?’
Een gevecht in een kroeg, ik weet niet meer precies waar, waarschijnlijk Nieuwmarkt of Zeedijk. Jantje had in ieder geval onenigheid met een Chinees. De reden waarom is niet meer te achterhalen. In ieder geval kreeg de Aziaat een pak slaag. Jan werd in een later stadium opgepakt door twee politieagenten en naar buiten geleid. De Chinees die de agenten gewaarschuwd had, zag zijn kans schoon. Dacht, dat mijn vader die op dat moment vastgehouden werd door de twee agenten, geen kant op kon. Maar Jan wachtte af tot de Chinees dichterbij was, voordat de Aziaat kon uithalen, zwaaide Jan zijn benen op, zoals hij gewend was aan de ringen of op de rekstok. Schopte de Aziaat tegen de grond. Het is mij niet bekend of Jantje mee moest naar het politiebureau, maar hij kwam er meestal wel goed mee weg. Hij kon als hij weer rustig was, met iedereen goed overweg, ook met de politie.
Een anekdote verteld aan mij door mijn neef Jan de Jong:
Op een Paaszondag om ongeveer 11 uur, vroeg mijn moeder aan mijn vader, slagroom te gaan halen bij Jaap Buijs, de melkboer te Halfweg. Mijn moeder vroeg mijn neef Jan de Jong mee te gaan, zij dacht als Jan meegaat, komen zij misschien sneller terug. Om bij Jaap Buijs de melkboer te komen, kwam je langs café ‘Kroon’. ‘Zullen we even biljarten?’ Vroeg mijn vader aan zijn neef Jan. ‘Ja natuurlijk’, was het antwoord. Na het biljarten moest er nog gekaart worden. Inmiddels was het 18.00 uur geworden. Het ogenblik waarop mijn moeder binnenkwam. Zij vroeg: ‘waar is de slagroom?’ ‘De slagroom moest nog uit Amsterdam komen’, was het antwoord van mijn vader. Gelukkig was de room niet zuur geworden . Ik hoorde van mijn neef Jan, dat hij en mijn vader nog jaren gelachen hebben, als het verhaal over de slagroom de ronde deed.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.