Home / Verhalen / Nu zilver… het goud voor later

Nu zilver… het goud voor later

Met dank aan Kees van Baardewijk voor het insturen van de tekst

Wij hadden vroeger meer ooms en tantes dan we met goed fatsoen aankonden. We zagen elkaar te weinig – een uitzondering daargelaten – en daardoor was er altijd achterstallig onderhoud.
Zo’n uitzondering was oom Johan. Dat was een grapjas: toen mijn vader een keer jarig was en het huis uit zijn voegen barstte van al het bezoek belde hij aan, bleef onder aan de trap staan en vroeg of mijn vader thuis was.

Oom Johan kwam regelmatig langs voor een praatje, een damspelletje of voor wat geklooi aan het harmonium. Dat heeft helaas weinig uitgehaald. Het psalmenkistje was ten prooi gevallen aan chronische emfyseem en, zoals u weet, is daar weinig kruid tegen gewassen.

O ja, dan was er ook oom Goos. Voluit Gozewijn. Ik heb me wel eens afgevraagd hoe zijn ouders op zo’ n pompeuze naam gekomen zijn, later werd dat duidelijk. Toen oom Goos het levenslicht aanschouwde (met één oog, het andere functioneerde niet of nauwelijks) was juist neef Gozewijn uit Amerika op bezoek. Deze neef werd in de familie gekoesterd. Dat sierde onze familie want hij bezat niets, behalve nogal wat geld en goed.
Oom Goos, die ons dus ook regelmatig bezocht werd geboren en overleed als vrijgezel. In zijn jongelingsjaren was hij ervan overtuigd dat de Wederkomst aanstaande was en waarom zou hij zich dan nog in zoiets ingrijpends, als het huwelijk toch is, begeven. Hij was een beetje apart maar sympathiek en vriendelijk. Hij had iets eigenzinnigs en zelfstandigs over zich dat vaker voorkomt bij mannen die de dagelijkse corrigerende werking van een echtvriendin ontberen.

Maar terug naar oom Johan. Ik bewonderde hem. Vooral om zijn dichterschap. Hij schreef gedichten of verzen voor allerlei familiale aangelegenheden. Verzen soms van drie à vier bloknootvellen waarvan de regels altijd rijmden. En alles met de hand. Tekstverwerken deed hij alleen ’s zondags, na de ochtendpreek. Hij maakte ook voor mij eens een versje dat ik mocht voordragen op het koperen huwelijksfeest van mijn ouders. Leest u even mee:

Ik kom verheugd en blij
mijn lieve va en moe
op deze vreugdedag
vlug naar U toe!

Reeds twaalf en een half jaar
zijt gij te zaam
door God, den Heer, gespaard
lof zij Zijn Naam

En kon het, dat God gaf
na langen tijd
uw Zilv’ren feest
‘k was dan verblijd.

Uw liefhebbenden Zoon Kees.

Dat zilveren huwelijksfeest viel mijn ouders ook ten deel, twaalf en een half jaar later. Het werd gevierd met veel aanwezigen in een gewoonlijk droefstemmend zaaltje dat echter door ons als kinderen opgemonterd was met slingers en bloemen. Ik weet nog goed dat we deze samenkomst begonnen zijn met een lied, natuurlijk van oom Johan:

Bruigom en bruid,
bruigom en bruid
op deez’ dag van vreugde,
heffen wij een loflied aan
Ja, wij prijzen nu te zaam,
’s Heren naam en deugden
’s Heren naam en deugden

De slotregel die we er na vele coupletten enigszins vermoeid uitbrachten was:
Boven zult gij landen
Boven zult gij landen

Tredend in het voetspoor van oom Johan, begon ik ook verzen te schrijven en droeg een der producten na bovengenoemd lied voor. Een gedicht dat ik tot een van mijn beste reken. Geniet u even mee:

Twaalf en een half jaar – wat een tijd geleden!
stond ik ook voor u, met nerveus bevende leden.
Toch was ik blij dat ik dat zomaar mocht:
een wens voorlezen, door oom Johan gewrocht.

Ik sprak de hoop uit dat over 12,5 en Deo Volente
er weer feest gevierd zou mogen worden in onze tente(n).
En werkelijk, met een blij en dankbaar bruidspaar
zijn we gezellig en vergenoegd bij elkaar.

Wat kunnen wij deze lieve mensen
– onze ouders – anders toewensen
dan een gouden huwelijksfeest met uitgestoken vlag?
Brengen wij een toast uit op deze komende dag!
Gaan voor goud… voor een gouden huwelijksfeest… ze wilden niets liever.

bruidspaar goud hart

Dit was niet mijn enige optreden op deze feestelijke dag. Ik was door broers en zussen benoemd tot ceremoniemeester (of ik had mijzelf benoemd, dat weet ik niet meer) en moest uit dien hoofde voortdurend mededelingen verstrekken en programmapunten aankondigen.

Het was een andere tijd waarin we dit soort vierdagen vierden dan de onze. Een heel andere tijd. Zoveel dingen waren anders. Dat weten we en dat moge ook blijken uit het volgende. Ik heb tot ongeveer mijn elfde een vrij normaal postuur en uiterlijk gehad. Ik was geen Adonis, maar je kunt niet alles hebben. Daar wij zojuist en met moeite de hongerwinter hadden overleefd was er geen aanleiding tot liposuctie, waar dan ook. Op mijn twaalfde vond er iets plaats in mijn lichaam dat mij in korte tijd tot de langste jongen van de klas metamorfoseerde. Dit gevoegd bij een breekbare dunte maakte mij tot een weinig begerenswaardige partij in de ogen van vrouwelijke klasgenootjes. Ik leed daar niet zichtbaar, maar wel in stilte, onder. Mijn bijnaam werd “de Lange” en voortdurend werd mij naar de temperatuur boven gevraagd. Het heeft jaren geduurd voor ik (althans in eigen oog) op een enigszins normaal uiterlijk kon bogen.

Dat stadium was nog niet bereikt in de tijd van het zilveren feest van mijn ouders. Stelt u zich voor dat ik daar als ceremoniemeester op het podium sta. Ik neem een enigszins hellende positie in en dat gevoegd bij die onafzienbare lengte en vreeswekkende dunte en het geheel gestoken in een zogenaamd net pak levert een bijzondere en onvergetelijke aanblik op. Echter, niemand die in dat zaaltje, toen met mij geconfronteerd werd barstte in hilariteit uit. Niemand begon smadelijk te fluiten. Ik zag er voor die tijd dus nog niet eens zo erg ongewoon uit. En daarmee is nog eens het verschil in tijd en dus ook in heersende mode getypeerd. Want komen onze kinderen de foto nu tegen waarop ik vooroverhel op dat podium dan barstten ze uit een hikkende huillach waar geen einde aan lijkt te komen. Prettig is dat voor mij nooit.

Terug naar het zilveren feest. Ze gingen dus voor goud – mijn ouders – maar het was niet voor ze weggelegd. Een paar jaar later overleden ze. “Boven zult gij landen” – ik denk dat de profetie van oom Johan vervuld zal worden. En dan zie ik ze gaan, in gedachten, hand in hand op straten van goud. Toch goud! Met stralende gezichten zonder sporen van pijn. Soms staan ze stil. Ze kijken voor de zoveelste keer naar Hem. Maar verzadigd worden ze nooit.



Geschreven op 10 oktober 2007

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten