Home / Verhalen / Onafwendbaar

Onafwendbaar

Met dank aan Maaike Bakker voor het insturen van de tekst

Behoedzaam doe ik de deur van het kuurtentje open. Zachtjes, want misschien slaapt Piet wel.

Tentje

Piet is al heel lang ziek. Ik weet niet anders of hij ligt op bed. Nog een paar dagen en dan is het tentje weer leeg. Dan wordt het bed van Piet weer in de voorkamer gezet. Daar is het minder koud. Maar in de zomer ligt hij in het kuurtentje. Het kuurtentje is wendbaar zodat het kan meedraaien naar de zonkant. Piet heeft tuberculose. Misschien, als hij rust en veel eet, dat hij beter wordt! Maar of hij echt beter zal worden? Ik weet het niet. Ik hoop het maar.

Hij ligt in een hoog bed. Zo kan hij zien wat er gebeurt en naar buiten kijken. Als hij in het tentje ligt, kan hij door de ramen het weiland zien. In de zomer ziet het gras he­lemaal geel van de boterbloemen en de paardenbloemen. Soms staan voor het slootje nieuwsgierige koeien naar hem te kijken. We moeten er samen om lachen! En soms zwaai ik naar de koeien.

Gipsbed

Ik sluit voorzichtig de deur van het tentje. Op mijn tenen loop ik naar Piet. Ik kijk. Nee, Piet slaapt vandaag niet. Hij ligt naar buiten te kijken. Zijn mooie zwarte haren steken scherp af tegen het witte kussensloop. Zachtjes loop ik naar het hoge ledikant. Ik ga op mijn tenen staan om Piet beter te zien.
“Zo,” zegt hij, “kom je weer een poosje oppassen? Dat vind ik fijn!”
Ik pak het bankje dat onder zijn bed staat en schuif het naast hem. Ik ga erop staan. Zo kan ik Piet beter zien. Soms klim ik op het bed. En ik voel dan het gipsbed waarin Piet ligt. Het is hard. Heel hard. En hij moet daar dag en nacht in liggen. Zijn lenden-wervels zijn ziek. Ontstoken door tbc. En daarom moet hij in een gipsbed liggen. De wijkzuster komt iedere dag om Piet te verzorgen. Ze heeft een wit schort voor en een kapje op haar hoofd. Ik hoop dat zij Piet goed verzorgt. En dat hij snel uit het gipsbed mag. Hij kan niet eens zitten!

Het kuurtentje is net een klein kamertje. Naast het bed van Piet staat een hoog tafeltje. Er liggen altijd dikke boeken op. Hij leest heel veel.
Piet zegt altijd: “Als ik beter word, wil ik dominee wor­den. En daarom wil ik al die boeken lezen. Dan weet ik al veel.”
Ik kan nog niet lezen. Ik ben nog maar vijf jaar. Ik blijf een hele poos bij Piet. Het is altijd heel gezellig. Hij praat veel en we hebben plezier samen. Hij heeft alle tijd. Hij hoeft niets anders te doen dan liggen.

Treurig

Een paar dagen later wordt het bed van Piet in de voor­kamer gezet. Straks wordt het winter. Daarna wordt Piet zelf naar de voorkamer gedragen, want lopen mag hij niet. Nu is hij veel dichterbij dan in het tentje. Ik ga nog vaker met hem praten. Piet vindt het altijd fijn als ik even kom. Maar hij zegt steeds vaker dat hij er te moe voor is. Hij pakt soms mijn hand en lacht een beetje naar mij. Ik ga dan wel eens bijna huilen, maar dat mag Piet niet zien.

Ik word een beetje ongerust. Piet eet heel weinig en moet vaak overgeven. Hij wordt erg mager. Zijn boterhammen gaan bijna altijd terug naar de keuken. En de dokter komt veel vaker dan eerst. Ik ga nu dikwijls naast zijn bed zitten zonder te praten. Piet ligt dan heel stil. Maar hij kan lang niet altijd stilliggen. Zijn benen tintelen vaak. Moeder en de grote zussen wrijven zijn benen dan.
“Zo gaat het bloed weer beter stromen,” zegt moeder. Maar het helpt maar even, en dan begint het weer. Ik wil Piet zo graag helpen. Maar ik ben nog klein. Moeder bidt iedere dag of Piet beter mag worden.

Het gaat niet goed met Piet. Hij kan nu ook niet meer alleen blijven ’s nachts. Moeder en de grote kinderen blijven om de beurt bij hem. Hij is vaak heel stil. Hij leest ook niet meer. Hij ligt maar te kijken. Wat zou hij allemaal denken? Is hij verdrietig? Of misschien wel bang? Soms wil hij niemand aankijken en met niemand praten. Het lijkt dan alsof hij boos is. De dominee komt dikwijls op bezoek om met hem te praten. Misschien helpt dat wel om beter te worden.

Blij

Vandaag is de dominee er ook weer. Piet praat veel vandaag. Ik hoor het in de achterkamer. Het lijkt wel alsof hij blij is. En dat vind ik fijn want dat is goed voor hem. Even later gaat moeder ook naar Piet. Het lijkt vandaag heel anders. Later, als de dominee weg is, zie ik dat Piet heel blij kijkt. En moeder is ineens ook niet meer verdrietig.

Als het nacht is, roept ze ons naar beneden. “Piet wil dat we met zijn allen een psalm zingen,” zegt zij.

Piet kijkt heel blij en zegt: “Ik ga gauw sterven! Maar dat vind ik niet erg. Want ik moet niet sterven, ik mág sterven.”
Hij zegt nog veel meer. Wat hij allemaal nog meer zegt, dat weet ik niet meer. Alleen dat hij naar de hemel gaat, dat weet ik nu heel zeker! Piet wil dat wij Psalm 68 vers 10 zingen: Geloofd zij God met diepst ontzag. Terwijl wij dat zingen, hoor ik dat Piet heel blij is. Hij zingt het hardst van ons allemaal!

Piet leeft daarna nog zes weken. Hij is al die weken blij. Hij sterft op 22-jarige leeftijd na vier jaar ziek te zijn geweest. Ik was vijf jaar oud.

kaars pixabay

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten