Home / Verhalen / Overleven

Overleven

Met dank aan Ivan Grud voor het insturen van de tekst


Ik ben gek op dieren, huisdieren wel te verstaan, zelf heb ik een hond, knettergek en stronteigenwijs maar wel lief, en dat is voor mij genoeg. Maar ik heb er begrip voor als mensen twee katten, een hond, goudvis of kanarie erbij hebben, omdat het gezellig is in huis. Zeker als je wat ouder bent, maar ook jonge mensen met kinderen kunnen er veel plezier aan hebben. Het probleem met oudere mensen is dat, wanneer zij een hond nemen deze veelal het baasje overleeft, en wat dan?.
Het was een mooie lentedag net nog iets te fris om buiten te zitten, maar een heerlijke dag. Joop had net een ketel verse koffie gezet. Het rook dus heerlijk in het bruin cafeetje toen ik binnen kwam. Wat mij onmiddellijk opviel was een oude man welke aan een tafeltje voor het raam zat, met naast hem op de grond een schippershondje. Het beestje had een enorme zwelling aan zijn achterste, hij lag dan ook op zijn zij. Ik besloot eens nader te informeren wat er aan de hand was met het beestje. Ik bestelde een koffie vieux bij Joop en liep naar het tafeltje met de oude en vroeg; ‘is het goed dat ik er bij kom zitten?’ ‘Ja natuurlijk’, kreeg ik als antwoord, het klonk bijna dankbaar.
Na het gebruikelijke, “mooie dag vandaag” en ‘ja de lente is in aantocht’, vroeg ik hem wat het hondje mankeerde. ‘Ach mijnheer, het is kanker’, zijn antwoord klonk hulpeloos en verdrietig. ‘Hij is nog niet eens zo oud. Ik heb hem als puppy gekregen van het asiel. Ik heb hem nu ruim acht jaar. Hij loopt nu al twee jaar met dat gezwel te zeulen, hé Timmie’, hij streelde het hondje liefdevol over zijn kop. ‘Dat is niet zo mooi’, zei ik tegen de oude baas, ‘en er is waarschijnlijk ook niets aan te doen?’ vroeg ik hem. ‘Nee, ja, een spuit hé’, antwoordde hij verdrietig, ‘maar zoiets dat doe je toch niet.’ Hij vervolgde met:’kijk mijnheer, ik heb meer dan vijftig jaar gevaren, woon nu al twintig jaar op mijn zelf in de bejaardenflat.’ ‘Alleen’, onderbrak ik hem. ‘Ja, altijd geweest ook, als je vaart moet je geen vrouw hebben, je heb er toch wel een zo nu en dan.’ Hij keek mij nu even aan met twee ondeugende pretoogjes, als u begrijpt wat ik bedoeld, ‘kwam niks tekort.’ En hij vervolgde: ‘ik ben nu bijna negentig jaar, heb ook zo mijn gebreken, maar ze geven mij toch ook geen spuitje.’
Joop kwam aan sloffen met de bestellingen vroeg; ‘moest jij nog wat Ome Willem?’ Het antwoord dat de oude gaf, zou later in diezelfde week een diepere betekenis hebben dan ik nu op het moment kon vermoeden. ‘Nee, dank je Joop wij gaan. Wij hebben het wel gehad.’ Dan zich tot de het hondje richtend: ‘eer we nu thuis zijn, hé Tim.’
Toen de oude zeeman vertrokken was ging Joop even bij mij aan tafel zitten en zei: ‘dat is zo’n fijne gast Ivan, komt hier al vanaf de opening, nooit een bonnetje laten staan, altijd beleefd en rustig, ik ben eigenlijk een beetje vader in hem gaan zien.’ Zo kende ik Joop niet, een beetje mismoedig kwam het er uit bij hem.
‘En ja’, vervolgde Joop, ‘dat hondje van hem Ivan, daar leeft hij voor, altijd bij hem. Kosten noch moeite heeft hij bespaard om het beestje gezond te krijgen. Hij is er zelfs mee naar een dierenkliniek in Londen geweest, maar ook daar kreeg hij het te horen, ‘Inslapen’. Furieus was hij Ivan, echt boos toen hij terug kwam, zo had ik hem nog nooit gezien.’ Joop vervolgde bijna fluisterend, als of de oude hem kon horen: ‘en toch zal hij er eerdaags aan moeten geloven.’ Ik knikte tegen Joop, angstvallig om het verkeerde antwoord te zullen geven.
Het antwoordt zou niet lang op zich laten wachten. Later diezelfde week toen ik aan de leestafel de ochtendkrant zat te lezen, was het eerste wat mij opviel op de frontpagina: ‘Oude man vrijwillig omgekomen door straalkachel.’ Door zijn kamer geheel luchtdicht af te plakken met tape, en zijn elektrisch straalkacheltje aan te zetten, heeft een oude man ervoor gekozen om samen met zijn hondje in te slapen. De buren waarschuwde de conciërge omdat het vreemd rook op de galerij van de bejaardenflat……….
Ik keek naar Joop, wilde hem aanspreken, maar besloot het te laten wachten tot een later tijdstip, slechts met de lippen op elkaar geperst knikte ik naar hem, en dat was genoeg.,Ik sloot mijn even mijn ogen, dan hoorde ik de oude man weer zeggen: ‘Wij hebben het wel gehad, we gaan Timmie.’

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten