Rustig gleed zijn blik over de grote, wijde prairie.
Eigenlijk wist hij hier met zijn ogen dicht de weg.
Hij kon de weg gewoon wel horen, zien en ruiken.
Kende de struiken, bomen, dieren, wist heg en steg.
Hier had hij leren jagen, strijden en vrijen.
Had ginder in de rivier ook zo vaak gevist.
De ondergaande zon ook al zo vaak gezien.
En even zoveel manen, echt niets had hij gemist.
Aan zijn ogen, zijn reuk, gehoor mankeerde nog niets.
Maar ja die botten, die scharnieren werden stram en stijf.
Hij wilde wel, maar kon gewoon haast niets meer.
Laatst zei er iemand”Jij nutteloze, je lijkt wel een oud wijf.”
Wist wat hij wilde, niemand van de stam nog meer tot last zijn.
Er was immers een tijd van komen en nu tijd om te gaan.
Hij stapte rustig van zijn paard en gaf het dier de vrijheid.
Zette zich onder de oude eik, zoals elke voorouder al had gedaan.
Met de benen opgetrokken de armen erover gekruist de rug tegen de stam.
Gingen zijn gedachten naar datgene vaarvoor en waarvan hij had geleefd.
Zag voor de laatste maal de zon toen ondergaan en de maan opkomen.
Overdenkende ook het harde van zijn bestaan, ja alles wat het leven geeft.
Wat is de zin van een bestaan; in vrede leven en in vrede sterven?
Zoals zo’n oude, nutteloze Indiaan is immers het mooiste wat er is?
Ik weet dat het vandaag de dag en in deze tijd zo echt niet gaat.
Maar is het nu wel zo vreemd dat ik dat voel als een gemis?
Komaan joh, wakker worden, je bent geen Indiaan.
Je lijkt haast wel een kind, je zit gewoon te dromen.
Ben jij nu als die Indiaan ook net een oud wijf?
De zon, de maan, hoe zou dat nu toch komen?
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.