Home / Verhalen / Toby

Toby

Met dank aan Ivan Grud voor het insturen van de tekst


Het was zo een dag, dat men weet, het zal wel weer zo zijn. ‘Wat?’ vraagt u zich nu af, dat is dan altijd weer de verassing, ‘of niet?’ Ik had zojuist mijn tweede bakje koffie besteld, of er kwam een kleine gedrongen man met een koffie in zijn hand bij mij aan het tafeltje zitten, vragende, ‘Is deze vrij Mijnheer?’ Nu, als er dan nog twee stoelen leeg over blijven en de man reeds zit, kun je moeilijk,’Nee’ zeggen. Dus heel beleefd, doch tegen mijn gevoelens in, ‘Ja, natuurlijk, gaat uw gang.’
Op het zelfde moment kwam de buffetjuffrouw naar ons toe en vroeg, ‘mag ik afrekenen Heren, mijn dienst zit er op.’ Dit is op zich niets bijzonders, de kas moet kloppen, ook al daar zij anders haar fooitje zou missen. Ik rekende dan ook de twee koffie af, en gaf haar zoals altijd een Euro tip.
De man die zojuist bij mij was komen zitten haalde met zijn enorme hand, een verschraalde knip te voorschijn, betaalde zijn koffie, gepast. Juist toen de twijfelende buffetjuf wilde weglopen zei hij, ‘wacht even’,’ en gaf vijftien cent tip aan haar. Zij was geheel verrast, maar beleefd zei ze, ‘zo dat is aardig Klaas, mazzeltje gehad?’ Waarna zij heupwiegend wegliep als wilde zij zeggen, ‘dit koop je er niet voor.’ De man haalde zijn schouders op, en knorde, ”het is nooit goed Mijnheer, wat je ook geeft, het is nooit goed.’ ‘Ach’, zei ik maar, ‘ze waardeert het echt wel, ze dolt maar wat.’
Ik bekeek mijn tafelgenoot eens goed, ik zag iets aan hem. Hij deed mij aan een enorme Kabouter deed denken, zijn enorme bonkige neus, kleine, maar toch wel pretoogjes en, zoals gezegd, enorme handen met vingers als vleesworsten, die rusteloos op de tafel tikten. Ik had hem nog nooit eerder hier ontmoet, was hij misschien uit de Efteling ontsnap?
‘Kijk mijnheer, het is vandaag de dag zo, dat de dankbaarheid is ver te zoeken.’ ‘Hoe dat zo?’ vroeg ik mij onnozel houdend. ‘Wel, je geeft naar je beste vermogen, en dan is het ook nog eens een keer niet goed.’ ‘Toch niet altijd’, probeerde ik hem op andere gedachten te brengen. ‘Ja wel’, hij spuwde het er bijna uit, zijn gezicht was verwrongen in een gemene grijns doorspekt met verdriet. ‘Als ik u vertel, hij pauzeerde even en keek mij fel aan, ik had een Parkietje, een schat van een beestje,’Toby.’ ‘Hij kon praten, nou ja praten, hij zei een paar woordjes.’ ‘Toby zoet’ en ‘Toby lief.’ ‘En meer van die korte zinnetjes, ja een lieverdje hoor.’
‘Nu was zij al eens weggevlogen, ’s zomers de keukendeur open, u kent dat.’ ‘Ja ik weet er alles van’, loog ik maar. “Meerderen malen zelfs, ging hij onverstoord verder, maar meestal kwamen mensen haar terugbrengen, zij hadden haar dan gevangen op het balkon of zo, en twee keer kreeg ik haar terug door het plaatsen van een advertentie.’
Hij roerde overdreven lang in zijn koffie en vervolgde, ‘maar de laatste keer Mijnheer, een drama was het, door het bovenlicht in de voorkamer, glas in lood, een gaatje Mijnheer niet groter dan een luciferdoosje, ze vloog er recht op af, en foetsie was ze.’
‘Het is wat, hé’, zei ik vol verbazing, mij ondertussen afvragend waar ik naar te luisteren zat. Maar de man ging verder alsof hij mij niet gehoord had. ‘Ik ging er achteraan op mijn pantoffels.’ ‘Het bakje met snoepzaadjes had ik in de gauwigheid mee gegrist, en ja hoor, bij mij op de hoek, bij het terras van Peters, vertelden de mensen mij waar ze was, en zeiden, ‘in die boom Opa, zo even zat hij hier, op het tafeltje.’ Ik, vol vertrouwen,’Oh maar ze komt wel hoor.’
‘Drie uren Mijnheer heb ik daar staan rammelen met mijn bakje, ‘het etter’. Toen was ik het zat, ik hoorde de mensen op het terrasje ook al fluisteren, die is niet goed, en meer van dat soort opmerkingen.’ ‘Ja, dat kan ik mij enigszins wel voorstellen’ zei ik, helemaal fout natuurlijk, zijn blik overtuigde mij, maar het was er uit voor ik er erg in had.
‘Ik was zo boos’, ging hij verder, dat ik riep naar dat kreng, ondankbare hond, ‘ik verspil ook geen advertentie meer aan je.’ ‘Vier jaar had ik haar, dat ettertje, heb haar nooit meer gezien Mijnheer.’ ‘Dat bedoelde ik nou met ondankbaar zijn, het is nooit goed.’
‘Wilt u misschien een borreltje om de pijn een ietwat te verzachten?’ vroeg ik hem. Hij keek mij dankbaar aan en zei, ‘graag, maar daar vertel ik het niet voor, Mijnheer!’

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten