Het kan raar lopen in een huwelijk. Zo raar zelfs dat het bij het absurde af is. Het was op een donderdagmiddag. Het was erg rustig bij Joop in het bruin cafeetje. Ik zat met Joop wat te praten aan een tafeltje, over een wanprestatie van onze favoriete voetbalclub van die avond ervoor. Er kwam een wat oudere dame binnen, welke met een zucht van verlichting bij ons neerstreek. Zij keek naar Joop en vroeg vriendelijk, ‘U bent zeker de kelner? Mag ik van u dan een goed Frans cognacje in een groot glas en heeft u misschien een kleine sigaar? Misschien wilt u zelf ook wat drinken, en op mij wijzend, en deze mijnheer ook?’ ‘Nou sigaren heb ik niet meer mevrouwtje, er mag niet gerookt worden in het café, wist u dat niet? Maar voor de rest kan ik zorgen, we drinken graag voor de gezelligheid een glaasje met u mee.’
Ik bekeek haar zo onopvallend mogelijk eens goed. Moet een mooie meid geweest zijn dacht ik. Ze zag er ondanks de leeftijd, welke ik schatte op ‘in de vijftig,’ nog erg goed en mooi uit. Een slanke verzorgde vrouw, goed en smaakvol gekleed, heel lichtjes opgemaakt. Ik vroeg haar vriendelijk, ‘hoe kan dat nu dat u niet weet dat er niet meer gerookt mag worden in de horeca?’ Ze keek mij met een enigszins bedroeft gezicht aan, en zei: ‘Ach, mijnheer laten we maar zeggen er komt weinig of geen nieuws in mijn huis. Een TV hebben we niet, ook geen krant, dus ja, dan wordt het moeilijk hé.’
Joop kwam aan met de consumpties en zette zich bij ons neer. ‘Wat hoor ik nu, geen krant geen TV heeft dat iets met uw geloof te maken misschien?’ De dame lachte wat geforceerd en zei: ‘geloof mijnheer, nee dat niet, ik ben min of meer vijfendertig jaar met de duivel getrouwd.’ ‘Zo’, Joop was op recht verbaasd. ‘dat zijn heel wat jaartjes en dan met de duivel. Hoe is dat zo gekomen?’ De dame hief eerst het glas, en zei: ‘Laten we eerst op de duivel drinken, moge hij verrotten in de hel.’ Zij nipte beschaafd aan het cognacje. ‘Heerlijk mijnheer, we nemen er zo nog een, jammer van die sigaar.’ ‘Ja, o.k.’ antwoordde Joop, ‘maar vertel eens hoe zit dat dan?’
‘Nu’, zo begon zij haar relaas, ‘het is niet altijd zo geweest met mijn man, zeker in het begin niet. Ik was jong naïef, hij zag er goed uit en je kunt nu eenmaal niet in iemands binnenste kijken? En nog minder in de toekomst’ glimlachte zij. ‘Al zeg ik het zelf, ik was een knappe meid, alle jongens wilden mij wel, ik had wat schoonheidwedstrijdjes gewonnen dus ja. Hij, de topsporter van de school, en hij was lief en begripvol, heel volwassen voor zijn leeftijd, daar trap je als jonge meid zijnde in. Dat veranderde echter al heel snel nadat wij getrouwd waren. De jalousie sloeg toe, nadat hij na een ongeluk had gehad en hierdoor gedeeltelijk verlamd en afgekeurd werd. Ik mocht niks meer, de telefoon ging de deur uit, later de TV, toen de krant.’ Zij onderbrak haar verhaal, ‘schenk nog eens in Joop’ vroeg ze. ‘Ja, ja’, zei Joop, ‘maar wacht even met de story hoor’, en hij slofte weg.
Toen hij terug kwam met de cognac, vieux cola voor mij en voor hem zelf een jonge borrel, vervolgde zij. ‘Dan kwam al snel de periode van, geen visite meer, geen familie, vriendinnen of wat dan ook. Als er gebeld werd zei hij: ‘laten bellen, als het belangrijk is sturen ze maar een brief. Boodschappen werden thuisbezorgd en de schaarse kleding bij postorder besteld, terugsturen was er niet bij, nee dat moest ik vermaken op de naaimachine, anders moest ik de deur uit en dat mocht niet. En zo heb ik veertig jaar doorgebracht met die etter en toch bleef ik bij hem. Want hoe gek het ook moge klinken, ik hield van hem.’ ‘Proost’ zei zij, ze deed er nu korter over en maande ons, ‘drink eens op Heren, we hebben wat te vieren.’
Dan vroeg zij aan Joop, ‘duur een dergelijk platte TV?, want die ga ik ook kopen.’ Vervolgens, ‘de krant heb ik al gebeld met mijn mobieltje, kijk.’ Vol trots liet zij haar telefoontje zien. ‘Het was even wennen, maar ik kan er nu al aardig mee bellen. En morgenavond ga ik naar mijn vriendin, we gaan naar de bioscoop, en daarna wat drinken. ‘Kom, Joop schenk nog eens in.’ Zij had nu een mooie rode blos op haar gezicht, haar grijzende haren, beschenen door het binnenvallende zonlicht lichte prachtig op, ja ze moet een plaatje geweest zijn dacht ik, en nog.
Nadat wij wederom geproost hadden vroeg ik haar hoe lang haar echtgenoot was overleden. Het antwoordt was griezelig grotesk. ‘Oh niet zo lang hoor, laatstleden zondag, er was niemand bij geen dokter of wie dan ook, gewoon met zijn tweetjes, als altijd hé’ liet zij er ludiek op volgen. ‘Dan is hij vandaag zeker begraven, en komt u zojuist van de begrafenis’, stelde Joop. Zij keek hem met grote ogen aan, ‘nee, waarom dat, nee, ik ga een maandag wel eens bellen, moet eerst eens kijken of hij wel verzekerd is, of dat hij een polis heeft.’ ‘Maar dan bent u in overtreding’ zei Joop lachend. ‘Hoe kan ik dat nu weten? Ik ben in meer dan dertig jaar niet buiten geweest, nee, hoor maandag als ik zin heb en het weekend niet al te heftig is geweest.’ Ik keek Joop eens aan, zei ‘proost’ en nam een grote slok van mijn vieux.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.