Verhalen Saris



 

Afscheid van Radio Nederland Wereldomroep (1947 – 2012)
 

Gedurende het 24 uur durend, non stop, afscheid programma van RNWO via BVN Radio en TV realiseerde ik me dat dit programma als een rode draad door mijn leven liep.

Het begon enkele jaren na de tweede wereldoorlog. Mijn Moeder en ik werden dan af en toe uitgenodigd om van Rotterdam naar Hilversum te reizen om aldaar via radio een boodschap aan mijn Vader, die op de ms ‘Alphard’ van Nievelt Goudriaan voer, in te spreken.
Mijn Vader was meestal per reis zo’n 3 tot 4 maanden van huis en ook heel vaak gedurende de kerstdagen. RNWO maakte een radio programma, ‘Het schip van de week’ genaamd, voor zeevarenden en hun familie in Nederland.
In die dagen was een treinreis naar Hilversum nog een hele gebeurtenis dus keek ik daar al weken naar uit.
Eenmaal in de studio aangekomen mocht ik voor een levensgrote microfoon mijn boodschap aan mijn Vader inspreken. Zoals alle andere kinderen begon ik ook altijd met de zelfde zin: “Dag lieve Pappa, hoe gaat het met U? Met ons gaat het goed…..Ik zal blij zijn als u weer thuis komt!”
En dan vervolgde je met een of ander persoonlijk familie verhaal. Alle Moeders, die aanwezig waren, plengden dan een traantje van ontroering. En zo zal het ook wel gegaan zijn als de bemanning aan boord van hun schip de stemmetjes van hun lieverdjes beluisterden ergens ver weg op de aardbol. In die dagen werd mijn liefde voor het hele radio gebeuren geboren. En speciaal de RNWO bewonderde ik als geen andere radiozender.

Toen ik op 19-jarige leeftijd samen met kersverse echtgenoot in 1958 in Nieuw-Zeeland aankwam bloeide deze liefde voor RNWO weer met grote heftigheid op . Iedere avond begon mijn man weer aan de knoppen van de radio te draaien om te luisteren naar het laatste nieuws uit Nederland. Vreselijk gekraak en gepiep was meestal het eerste wat je te horen kreeg. Dus moest er met de antenne gewerkt worden. Mijn man, Nico, speelde met de knoppen en ik hing schrijlings over het balkon met koperdraad als antenne aan mijn grote teen. Dit was niet zomaar een balkon, deze hing aan de buitenkant van een nogal krakkemigge oude villa, die op een randje van een nogal steile heuvel in Wellington gebouwd was.
Nico riep allerlei instructies naar mij terwijl ik met mijn rok verfrommeld tussen de benen (om mijn edele delen te beschermen) over dat balkon hing en mijn leven niet echt zeker was. Menige buur zal in die dagen gedacht hebben wat er nu weer aan de hand was bij die <%^#* dutchies.

Nico: “Steek je been een beetje meer naar links! Nee niet zo snel…. langzaam.”
Yoka: “Ja…..maar, ik ben bang dat ik voorover val….!”
Nico: “Welnee joh……Ja….houden zo!!! Zo gatie goed…..! Ik hoor het nu duidelijk!”
Yoka: “Ja…..maar ik wil het ook wel horen, hoor!”
Nico: “Dat kan nu even niet….ik vertel het je straks allemaal wel. ……O…… nu hoor ik weer niets meer!”
Yoka: “Ja, geen wonder, het koperdraadje is van mijn teen geschoten.”

Dit eindigde meestal in een fikse ruzie over wie wat verkeerd deed. Maar de volgende dag begonnen we weer met nieuwe moed om ‘onze band met Nederland’ toch maar in ere te houden.

Jaren later presenteerde ik samen met een paar andere enthousiaste vrienden een Nederlandstalig radio programma via Access Radio in Wellington. Zeven jaar lang tot de anderen er genoeg van kregen en daarna deed ik het de laatste 3 jaar alleen met de hulp van technicus Jerome Cvitanovich, nu welbekend van het TV programma ‘Country Calendar’. Iedere Vrijdagavond zaten we samen in een knus studiootje ergens in het grote Broadcasting House in centraal Wellington. Trouw ontving ik eens in de veertien dagen een of twee casette bandjes van RNWO met het laatste nieuws en muziek uit Nederland. Hiermede kon ik een behoorlijk ‘up-to-date’ programma in elkaar zetten.

In 1990 verhuisde ik van Wellington naar Christchurch. Over de jaren heen had ik natuurlijk ook Theo Boekel (Echo Radio) ontmoet vanwege het contact dat we samen hadden met de Federation Of NZ Netherlands Societies. Dus het duurde niet lang na mijn aankomst in Christchurch dat ik in Theo’s, met kartonnen eierdozen behangen, studio in Fisher Avenue belandde. Daar hebben we heel wat afgepraat en plannen gemaakt over het uitbreiden van Echo Radio. Ook Theo ontving de bekende RNWO cassette bandjes. Hij had zelfs een hele bibliotheek met die dingen aangelegd.

Theo verhuisde naar het meer landelijk stekkie Irwell in Canterbury en toen bood RNWO Echo Radio zomaar een levensgrote sateliet schotel (3meter in omvang) aan. Met een groot feest werd de schotel onthuld. Vele bekenden van de Nederlandse gemeenschap in NZ waren daarbij aanwezig: Don Quested, de toenmalige Consul in Christchurch; Karel Adriaens en Adriaan Tasman, de veelvuldig financieële bijstand verleners in de eerste jaren van Echo Radio; Harry Duinhoven, toen minister in het Nieuw-Zeelandse kabinet en nu burgemeester van New Plymouth, om maar enkele aanwezigen te noemen. Echo Radio in Nieuw-Zeeland werd nu officieel ‘partner station’ van RNWO genoemd.
Iedere week werd het RNWO materiaal vanuit Nederland gebruikt door Echo Radio om uit te zenden via de 9 radio-stations door geheel Nieuw-Zeeland.

Om het radio programma te maken reden Martin van Urk en ik vele jaartjes iedere Woensdag naar Courtenay, waar Theo nu woont. Daar verbouwde hij een zee-container om tot een mooie, lichte radio studio.(Ja, dit gebeurde al heel lang voordat de aardbevingen de bewoners van Christchurch er toe dwongen om gebruik te maken van containers voor alles en nog wat! En…..nu geen kartonnen eierdozen meer aan de muur).

Op een goede dag vonden Martin en ik toch de trip naar Courtenay iedere week wat veel worden en werd er besloten om Studio 2 te starten. Ach, een mooie naam voor onze huiskamer want dat is wat het is. Ik zit weer achter de microfoon, Martin doet de technische stuntjes en zo wordt het ‘Klein Nederlands Nieuws’ opgenomen en via internet naar Theo gestuurd. De opname moet soms nog al eens herhaald worden als onze hondjes het in hun hoofd krijgen om plotseling te gaan blaffen. Ach, dat hoort erbij, nietwaar?

Maar nu is er plotseling een einde gekomen aan het aanvoeren van materiaal van RNWO vanuit Nederland naar Nieuw-Zeeland na ongeveer 30 jaar. Ook de geliefde radio programmas zoals Klare Taal met Arie Bras, Expat On Air; Nieuwslijn en Wereldnet zijn voorgoed verdwenen.
Dit grote radio gebeuren, dat zo lang de ijzersterke band met alle Nederlanders over de gehele wereld onderhield, is niet meer! Het wordt moeilijk voor Echo Radio om een nieuwe bron van ‘programma klare’ informatie te vinden…..maar we geven het nog niet op!

Vanuit een heel ver verleden hoor ik me zelf weer in die heel grote microfoon zeggen: “Dag lieve Pappa, wanneer kom je weer terug?”
 

Yoka Saris
21 mei 2012


Het wiebelende land

(Christchurch, Nieuw Zeeland)

Ik dacht waar zal ik nu eens fijn over gaan vertellen. Er wordt in dit wiebelende land over niets anders gesproken dan over de aardkwakjes waar we steeds weer opnieuw door geteisterd worden. En wat kan ik hier nu nog aan toevoegen. Het enige is dat ik persoonlijk toch nog steeds liever de humoristische verhalen hoor dan de verdrietige na deze laatste aardbeving.

We zitten allemaal in het zelfde schuitje maar de een roeit en de andere zit lekker te vissen ! Nu moet je natuurlijk ook roeiers  hebben maar als je je riemen verliest dan is het toch wel fijn als iemand anders voor een vismaaltijd kan zorgen. (Nu ja, de vegetariers onder ons moeten het dan maar met een beetje zeewier doen ! Heel gezond overigens, heb ik me laten vertellen).

Iedereen die dit verhaal leest moet niet te erg op de typootjes letten. Ik zit namelijk tot mijn elleboog in het gips. Ik had u hier graag een heldhaftig verhaal over willen vertellen.

Bijvoorbeeld dat ik, toen de aarde weer ging verschuiven, net iemand uit een brandend huis wilde redden, maar daar viel op dat moment net een heel groot stuk rots van de berg zo op mijn arm. Helemaal verbrijzeld !!! 

Welnee, geen prachtig verhaal met foto in de ochtendkrant. Ikzelf, die ondersteund wordt door iemand die mij een engel noemt omdat ik hem uit zijn brandende huis redde tijdens de laatste 6.3 op de schaal van Richter. Nee hoor. Gewoon een operatie om een door artritis verkromde hand weer een beetje in zijn fatsoen te zetten. In ieder geval ik type met één hand en ook nog de linker, dus dingen lukken niet zo als ze zouden moeten. Jammer hè, zo gewoontjes, zo helemaal niet spannend.

Maar er is wel weer een boel gebeurd op maandagmiddag in Huisje Weltevree van de familie Van Urk. Zij, die het Monopolie spel spelen, kennen het vast wel: “Ga terug naar af en ontvang geen $200.”  Zo is het in ons gezin, alles is alweer stuk gevallen en alweer geen stroom, geen water en….. geen riolering !

Ik verzamel kikkertjes, al jaren. Nu krijg ik dus steevast van die dingen voor verjaar- moeder- en andere Christelijke feestdagen van de kinderen en kleinkinderen en soms ook van goed bedoelende vriendinnen. Sinds september vorig jaar zijn er al heel wat van die beestjes gebroken. Heel jammer, want er zaten echt juweeltjes tussen. Allemaal naar de kikkerhemel of hel, hoe men dit ook maar bekijken wil. Behalve dan een paar kikker-boekensteunen die ik van een vriendin kreeg. Zo lelijk als de nacht ! Die dingen zijn niet kapot te krijgen. Ik zet ze al steeds vooraan op de plank zodat ze een goede kans maken om te pletter te vallen bij de eerst volgende aardschok. Maar nee hoor, ook maandagmiddag toen ik eindelijk van de grootste schrik bekomen was zocht ik tussen het puin in mijn huiskamer, alles aan gruzelementen, maar de  oerlelijke lezende kikkers in hun luie stoel lezen rustig door, zelfs geen blad uit hun stenen boek kapot. 

’s Avonds vertel ik mijn lieve schoondochter dat haar laatste geschenk aan mij, een met prachtige steentjes bezette kikker, alweer kapot is. Even is ze stil dan zegt ze met een zucht: “Nu dan ga ik maar  rubberen kikkers zoeken, die stuiteren tenminste !” 

Nu heb ik me stiekem voorgenomen dat, zodra mijn arm uit het gips is, ik Martin’s grootste hamer ga pakken en dan die boekensteunende kikkers de doodslag zal verkopen en dan erna tegen mijn vriendin zeggen: “Goh, zo jammer, maar je lezende kikkers hebben het deze keer toch niet gehaald !”

Ach….u snapt het al….dat kan ik toch niet over mijn hart verkrijgen.

 

Yoka Saris

16 juni 2011

Terug naar Verhalen


Een belofte

Voor de zoveelste keer in 14 dagen zit ik in een klein kleedhokje, gekleed in een vreemde ziekenhuis-­sarong, te wachten tot ik aan de beurt ben. Scans en X-rays zijn er gemaakt. Vandaag moet er een ultrasound gemaakt worden.

Ik voel me opstandig. “Waarom moet mij dat nu overkomen ? Waar heb ik dit aan te danken ?” Deze en nog vele andere egoïstische gedachten flitsen door mijn hoofd als ik naar het gordijn, dat vlak voor mijn neus hangt, zit te staren en ontzettend veel meelij met mezelf heb.

Om toch maar iets te doen pak ik een van de vele tijdschriften, die in het hokje liggen, en sla het op een willekeurige bladzij open. Vanaf het mooie glanzende papier kijken twee donkere ogen in een guitig lachend gezichtje mij aan. Het gezichtje komt me vaag bekend voor en ik begin te lezen. Het gaat over de rechtszaak van de mishandeling en de daarop volgende moord op een driejarige jongetje, James genaamd. De beschuldigden zijn z’n moeder en stiefvader. Het korte, trieste leven van dit kleine kereltje wordt tot in de kleinste details beschreven. Terwijl ik lees voel ik letterlijk en figuurlijk de angst, de wanhoop en de pijn, die deze kleine man in zijn eentje geleden heeft.

Ik denk terug aan de tijd dat ik zijn leeftijd had. Het was een tijd van oorlog, met een vijand die door de straat marcheerde, een vijand die mijn grote broer wegsleurde van mijn huilende moeder. Mijn moeder, die ik ’s nachts in bed hoorde huilen om mijn vader, die al jaren weg was en waarvan ze niet wist of hij nog wel in leven was. Dit alles maakte mij angstig en verdrietig. Maar als angst en verdriet teveel voor me werden waren daar altijd mijn moeders armen en haar schoot. Daar vond ik altijd weer vrede en bovenal veiligheid.

Wat was ik rijk vergeleken bij de kleine James ! Hij had niemand gehad om te vertrouwen, om troost bij te zoeken, om zijn pijn te verzachten. Er is geen erger noodlot dan een mensenkind dat zich niet kan beroepen op de liefde en bescherming van z’n moeder.

Mijn tranen vallen en ik voel me op een vreemde manier ook schuldig aan de moord op James. Waarom ? Omdat ik hier zit en meelij met me zelf heb ! Omdat ik al zo veel verschillende versies van dit verhaal gelezen heb en alleen mijn hoofd heb geschud. Omdat ik met vriendinnen schande gesproken heb over de mensen, die kleine kinderen mishandelen ! Omdat ik nooit de moeite genomen heb om te proberen of ik iets kan doen om dit kwaad te voorkomen of om dit lijden te verzachten !

Mijn tranen vallen in de mooie donkere ogen van James, die vanaf de pagina naar mij kijken. Mijn tranen zijn voor hem te laat. Maar het is nog niet te laat voor velen andere kleintjes.

In dit kleine hokje leg ik stilletjes een eed af dat ik zal trachten om het leed en pijn te verminderen van de vele kinderen in dit land, die er naar snakken, hier in Nieuw Zeeland.

Op welke manier ? Dat weet ik nog niet, maar waar een wil is is een weg ! Lieve, kleine James, dit is de belofte aan jou van een oude vrouw, een oma.

Yoka Saris

21 juli 2010

Terug naar Verhalen


Assepoester

(maar niet heus !)

Mijn eerste gewaarwording als ik wakker word is dat mijn rug zeer doet. Even vraag ik me af waarom ik in ons kleine studeerkamertje op een nauw vouwbed lig, samen met m’n twee hondjes, die ook nog eens een derde van dit kleine bed in beslag nemen, aan het voeteneind. Ineens weet ik waarom: Omdat mijn stiefdochter in m’n heerlijke ruime ‘queen size’ bed ligt. Daarom ! Terwijl ik mijn vriendjes van mijn bed schop vraag ik me af wat ik haar voor ontbijt zal maken, want het zal goed moeten zijn !

Ik strek de stramme ledematen en zet zuchtend de douche aan. Ik voel me moe maar weet dat ik flink moet zijn en opschieten want Tania, ik noem haar al jaren Taniwha (in de Maori taal betekent dat draak), moet om half negen de deur uit en wil m’n auto lenen op de koop toe!

Terwijl het hete water over mijn hoofd stroomt denk ik terug aan die morgen, achttien jaar geleden, toen Tania als een opstandige teenager mijn huis binnenstapte. Haar vier oudere broers stonden haar op te wachten. De oudste vertelde haar: “Dit is een jongenshuis, wij zijn in de meerderheid dus jij zult je aan onze regels moeten houden.” Ik zie nog hoe ze hooghartig naar hem opkeek terwijl ze Iangs hem liep en even op een niet al te zachte manier haar laars op zijn blote voet zette. “Ja, kapitein,” zei ze en toen hij een kreet van pijn slaakte vervolgde ze: “0, je voet… .het spijt me… ik zag het even niet !” De andere drie jongens keken verbaasd toe hoe hun grote broer en aanvoerder alleen maar zijn tenen wreef en haar met open mond nakeek terwijl ze mij volgde om haar nieuwe kamer te inspecteren.

Van die dag af liepen de jongens als slaafjes achter haar aan. Ze brachten haar wat te drinken als ze haar huiswerk zat te maken, ze namen haar mee naar de bioscoop (en betaalden ook nog eens voor haar !). Ze wachtten zonder te mopperen voor de deur als ze weer eens haar tijd nam in de badkamer. Als er een kracht term viel uit zo’n jongemannen mond hoefde ze hem alleen maar een dodelijke blik toe te werpen en hij verontschuldigden zich. Ze hoefde maar te kikken en één van hen gaf haar wel een lift naar haar vriendin, de tennisbaan of waar onze Taniwha ook maar naar toe wilde.

Op een avond kwam ze de kamer in om te pronken in haar eerste avondjurk om naar het afscheidsbal te gaan van school. De complimenten die ze van haar stiefbroers ontving waren niet van de lucht.

Toen haar ‘date’ aanbelde liep broer Nummer Twee even naar buiten en vertelde de jongeman dat zijn ribben gekraakt zouden worden als hij ‘ons zusje’ niet op tijd thuis bracht. De arme jongen keek angstig om zich heen toen hij verlegen de corsage aan Tania overhandigde. Hij dacht waarschijnlijk dat hij bij de Soprano familie aangekomen was. Tania liep zoals altijd zelfverzekerd de deur uit terwijl zij de verschrikte jongen aan de hand mee naar buiten trok. Hij zag niet eens dat Tania er mooi uitzag, hij zag alleen maar de vier paar ogen, die niet veel goeds voorspelden als hij ook maar een voet verkeerd zou plaatsen. Wij hebben deze jonge man ook nooit meer terug gezien. Maar dat kan gekomen zijn omdat de Taniwha hem gedurende het bal in een kikker heeft veranderd.

En nu jaren later heeft mijn kleine stiefdochter nog steeds de macht om mij,  zonder morren, m’n bed aan haar te laten afstaan. Ja echt, zonder morren ! Ik bood het zelfs aan, ik zei dat ik er niets meer over horen wilde  Zij moest in mijn bed slapen of ze wilde of niet !

Hoe kan een mens zich toch zo laten gaan denkt u waarschijnlijk. Dat zal ik dan even haarfijn uitleggen. Gisteren kwam onze Taniwha even op bezoek vanuit Nelson omdat ze me iets heel belangrijks te vertellen had. Ik voelde me meteen al nerveus worden. Eerst nam ze me mee uit naar de bioscoop en daarna gingen we uit dineren.  We babbelden, lachten en roddelden over mensen, die wij beide kennen en op het eind van de avond pakte ze m’n hand en zei: “Yoka, jij bent de eerste die het weten mag omdat je m’n allerbeste, bovenstebeste en liefste stiefmoeder bent al zo veel jaren lang. In september krijg ik een kindje en jij mag ‘stief-oma’ zijn !!!” 

Yoka Saris

3 juli 2010

Terug naar Verhalen


Brandje stichten !

Een paar maanden geleden zag ik mijn jongste kleinzoon stiekem met een doosje lucifers weglopen. De lucifers liggen netjes in een laatje samen met kaarsen voor in tijd van nood !

“Wat ga je doen met die lucifers, William ?” vroeg ik. “”Ik moet drukken” was zijn antwoord. “Heb je daar lucifers bij nodig ?” “Ja, Omie, dat doet Uncle Rick ook altijd. Hij brandt een lucifer want dat is goed voor de luchtvervuiling, zegt hij.”

“Ja, maar jij hoeft dat niet te doen voordat je een jaar of achttien bent. Jij vervuilt de lucht op het toilet nog niet echt !” probeer ik hem voorzichtig van gedachten te doen veranderen. Hij geeft mij onwillig het doosje lucifers terug en gaat binnensmonds mopperend de kamer uit. Ik kan me wel voorstellen dat hij het oer interessant vindt om lekker een vlammetje te maken, maar daar komen natuurlijk ongelukken van als je een kereltje bent van net zes jaar oud. Bovendien heb ik iets met brandje stichten. Nu moet u niet denken dat ik te voorzichtig ben, juist helemaal niet en daarom ben ik er bang van.

In 1966 was mijn oudste zoon zes jaar oud. In die dagen waren wij net in de door mijn man gebouwde spiksplinternieuwe benedenverdieping getrokken van ons in aanbouw zijnde huis. Mijn oudste lag met griep in bed en de twee kleintjes van twee en drie speelden in de kamer. Ik was net begonnen om ‘ouwemannetjes’ vlees te braden, oftewel stoofvlees. In die dagen gebruikte ik daarvoor bijna een heel pakje boter. Terwijl dat lekker stond te smelten in de pan op de kookplaat werd er op de deur geklopt. Mijn buurvrouw en vriendin Theresa vertelde opgewonden dat haar hond Vicky weer heelhuids was teruggekeerd van een lange wandeling (5 dagen). We hadden verwacht haar nooit meer terug te zien.

 “Kom even kijken !” riep Theresa. Dus ik pakte één zoontje bij de hand en zwaaide de andere op mijn heup en holde achter mijn opgewonden vriendin aan naar haar huis. We bewonderden Vicky en onderzochten haar grondig om te zien of ze geen ‘kleerscheuren’ had opgelopen op haar lange reis. Maar alles was prima in orde,  ze had alleen een goed bad nodig.

Theresa ging direct aan de slag om een kop koffie te maken en zo bleven we nog even nababbelen. Tot ik uit haar raam keek naar mijn hoger op de heuvel gelegen huis. Ik zag grote rookwolken uit het slaapkamerraam komen. “O, hemel,” gilde ik “Dat is Rick, die heeft vast met lucifers gespeeld.” Ik vloog naar huis en deed de voordeur open. Een dikke witte muur van rook verwelkomde mij. Ik was totaal in paniek en probeerde over de grond te kruipen naar de slaapkamer waar ik mijn zoontje wist. Maar ik stikte zowat en moest weer terug naar buiten. Na een beetje adem gehaald te hebben kroop ik weer naar binnen. Hoeveel keer ik dit geprobeerd heb weet ik echt niet meer. Maar op een gegeven moment hoorde ik glas breken. Een taxichauffeur, die toevallig voorbij kwam, was de heuvel op geklommen en had het verhaal al gehoord van mijn vriendin dat Rick zich in de slaapkamer aan de voorkant van het huis bevond. Hij sloeg het raam kapot en sprong naar binnen. Hoestend kwam hij weer naar buiten om te vertellen dat er niemand in de kamer was. Maar ik was door het dolle heen omdat ik wel beter wist. Intussen was de brandweer gearriveerd en die trokken me hardhandig uit de met rook gevulde hal. Zij gingen met maskers op naar binnen en wisten me binnen de kortst mogelijke tijd te vertellen dat er echt niemand in huis was. Terwijl ik daar stond te huilen tussen de spuitende brandweermannen kwamen daar ook nog mensen van de TV en radio naar boven. (In die dagen was zo iets nog nieuwswaardig) Terwijl ik mijn wanhopige verhaal deed keek ik naar beneden en zag daar mijn zoontje doodgemoedereerd de bocht om komen samen met een buurmeisje. Later heb ik gehoord dat het meisje Rick tegenkwam toen zij naar beneden liep en hem vertelde dat zijn huis in brand stond. Rick had namelijk zijn kans gezien, toen zijn moeder even naar Aunty Theresa overliep, om zijn bed te verlaten en lekker buiten te gaan spelen.

Nog nooit in mijn leven ben ik zo blij geweest met een ongehoorzaam kind. Natuurlijk had hij niet met lucifers gespeeld, maar zijn onnadenkende moeder had een pan met kokende boter op de kookplaat achtergelaten. De vlam was op de één of andere manier in de pan geslagen toen de boter over de pan bruiste. Maar toen was mijn Rick al lang naar buiten.

Maar daar stond ons gezin dan, de keuken was totaal verwoest door de brand en de rest van het huis zat vol met roet en stonk verschrikkelijk naar de rook. We konden er niet in wonen. Mijn man kon dus weer onmiddellijk aan de slag om het huis op te knappen. Maar mijn kinderen en ik werden in een leegstaand huis ondergebracht ongeveer 150 km ten Noorden van Wellington door vriendelijke Nieuw –Zeelanders, die mij huilend met een druipnatte teddybeer onder mijn arm op de TV gezien hadden tijdens het journaal.

Men zou zeggen dat ik mijn lesje wel geleerd zou hebben, maar toch ben ik nog vele malen met vuur in aanraking geweest in mijn leven (niet altijd door mijn schuld) Maar dat zijn weer andere verhalen. O ja, en ‘ouwe mannetjes vlees’ is zeker 25 jaar lang  van de menu gebleven in mijn huis !           

Yoka Saris

22 mei 2010

Terug naar Verhalen


Angel

Allen deuren staan tegen elkaar open omdat het erg warm is. Het is half drie in middag en ik sta in de keuken met me zelf te overleggen wat ik voor het avondmaal zal klaar maken. Opeens krijg ik een gevoel of er iemand naar me kijkt. Ik draai me om en zie een klein hoofdje met  twee pientere oogjes, die om het hoekje van de keukendeur me aanstaren.

“Hallooooo,” zeg ik  “wie ben jij ?”

 “Ik heet Adrian Nigel Graig Evans-Latham.” antwoordt het kleine kereltje (ik schat hem op een jaar of vier).

 “Dat is een mond vol voor zo’n klein manneke !” zeg ik. “Mag ik je Adrian noemen ?”

“Ben jij een vriendin van mij ?” is zijn wedervraag.

 “Nog niet, maar ik zou het wel erg leuk vinden als ik een vriendin van jou mocht zijn.”

“Goed,” zegt hij nonchalant  “en dan mag jij me Angel noemen want zo noemen al mijn familieleden en vrienden me.”

“Dank je wel, Angel en mijn naam is Yoka.”

“Heb jij ook een dubbele achternaam ?” vraagt Angel.

“Nee, die heb ik net opgegeven.” antwoord ik naar waarheid.

“Waren jou vader en moeder ook niet getrouwd ?” vraagt hij weer.

“Jawel, maar daar ik had zelf voor gekozen maar nu heb ik er ineens geen zin meer in dus noem ik me zelf weer bij mijn meisjesnaam.”

“Mijn Vader heeft gezegd dat als ik later geen dubbele naam meer wil hebben dat ik dan mag kiezen of mamma’s of pappa’s naam. Voorlopig vind ik het wel goed zo” vervolgt hij vol overtuiging.

“Waar kom je eigenlijk vandaan?” vraag ik.

“O, hier in het laantje….” klinkt het vaag.

“Woon je hier of ben je op visite ?”

“Dat weet ik eigenlijk niet. Jij vraagt wel een hoop vragen hoor.” Zo, daar kan mijn nieuwsgierigheid het dan even mee doen.

Ik probeer een andere tactiek : “Maar zullen ze je niet missen ? Je vader of je moeder ? Misschien zijn ze wel ongerust als ze je niet zien.”

“Nee hoor, ze hebben het veel te druk, er is wijn en er zijn hapjes. En de tuin is erg groot, ze missen me vast niet. Heb jij een sapje voor me ? En een lekker koekje of zo ?”

Wat moet ik doen ? Het is tegenwoordig niet meer zo eenvoudig een vreemd klein jongetje in je huis te hebben en eten en drinken te geven.

“Angel, ik weet niet of jouw ouders het wel goed vinden dat ik jou wat te eten en te drinken geef, ik ken ze niet eens.” zeg ik terwijl ik me een beetje stom voel.

Gelukkig loopt hij de keuken al weer uit en speelt even met Sam, mijn hond, die Angel eens goed besnuffelt. Hij schaterlacht als Sam hem een lik over zijn snuitje geeft. “Heeft hij een naam ?” vraagt Angel op Sam wijzend. Ik vertel het hem.

“Ja, maar heeft hij ook een dubbele achternaam zo als ik ?”

“Nee.” zeg ik.

“Zijn zijn vader en moeder dan wel getrouwd ?”

“Ik weet het echt niet, ik ken ze niet zo goed.”

“Wanneer krijgt Sam zijn eten ?”

“Vanavond om 5 uur.”

“Geef jij hem te eten ?”

“Ja, natuurlijk.”

“Dat mag niet hoor.” zegt de kleine  parmantig.

“Waarom dan niet ?” vraag ik verbaasd.

“Omdat je zijn ouders niet kent !” flapt de wijsneus er uit.

Hij kijkt mij aan met een grijns op zijn wijze smoeltje en slaat dan plotseling zijn kleine armpjes om mijn middel en zegt: “Ik ga er weer vandoor hoor. Mamma kan me wel eens nodig hebben met de hapjes en de wijn te serveren. Het was gezellig hier en ik vind Sam een leuke hond. Misschien kom ik nog wel eens een keertje terug, maar dat weet ik nog niet helemaal zeker. Dag Yoka Metmaaréénnaam !”

Angel huppelt naar buiten en ik voel me ineens een beetje eenzaam.

Yoka Saris

1 mei 2010

Terug naar Verhalen


Vele makke schapen……..?

Onlangs ontving ik een e-mailtje van een kennis in Nederland en het ging over een programma dat zij op de Nederlandse TV had gezien. Het was zo’n wonderlijk verhaal dat ik haar maar even opbelde om helemaal duidelijk te horen wat het nu toch inhield. Zij vertelde me het volgende: “De schapen in Nieuw Zeeland krijgen een jasje aan, waar hun wol doorheen groeit. Het scheelt veel werk, maar het is niet zo dat je het jasje zomaar kunt uitrekken, want de vacht zit natuurlijk vast aan de huid.  Nee, als de scheertijd er is dan krijgen de schapen een injectie waardoor de wol losraakt van die huid en dan kun je na een paar dagen dat jasje zo uittrekken met vacht en al er aan vast. Dan kun je ze ook weer meteen een nieuw jasje aandoen. Bij het jasje moet je je voorstellen een groen gaasachtig rol ding, waar ze hier de kerstbomen in verpakken. Het schaap gaat op de rug in een soort trog en die klapt samen of schuift er overheen en dan heeft hij z’n nieuwe jasje aan.”

Het eerste wat ik zei toen ik dit hoorde was: “Dit is zeker een programma dat werd uitgezonden op 1 april !” “Nee,” riep ze verontwaardigd, “het is echt waar !”

Omdat ik het uitbrulde van de lach smeet ze nijdig de telefoon op de haak. Hier schrok ik toch even van en aangezien ik nu eenmaal overal het mijne van moet hebben ging ik op onderzoek uit. Eerst belde ik iemand, die ooit in de wolindustrie werkte. Hij zei dat aangezien hij al 20 jaar gepensioneerd was ik het maar eens bij de Federated Farmers moest proberen. Ik belde op en kreeg een heel lieve dame aan de lijn. Ik vertelde m’n verhaal. Er volgde zeker 15 seconden doodse stilte toen vroeg ze mij: “Zitten er ook mouwtjes in die jasjes?” “Hoe dat zo?,” vroeg ik haar. “Wel, dan kunnen ze direct op een hangertje gehangen worden in de winkels als hippe jasjes voor kinderen. Dat lijkt me een goede business !” antwoordde ze. Ik kreeg toen het idee dat ik behoorlijk in het ootje genomen werd. Maar dat was toch weer niet helemaal waar. Want ze vertelde me nog wel dat ze haar hart vast hield voor al die schapenscheerders, die zonder werk zouden komen te zitten in de toekomst als dit verhaal werkelijk waar zou zijn. Ze beloofde me ook dat ze navraag zou doen en ik dus spoedig een telefoontje kon verwachten.

Omdat ik nog al ongeduldig ben belde ik dus ook, voor alle zekerheid, de Lincoln Universiteit nog even. Ook zij beloofden me terug te bellen, maar ik meende dat terwijl de telefoon werd neergelegd ik een zacht schaapachtig gehinnik kon vernemen. Maar ik kan me vergist hebben natuurlijk.

Na een paar uur kreeg ik een telefoontje van een dame die werkzaam was bij de Federated Farmers. En, wie zou het willen geloven, zij vertelde mij dat het echt waar is. Maar dat het toegepast wordt in Australië en er in NZ alleen nog maar aan gedacht wordt.

De schapen krijgen een proteïne injectie, waardoor de wol op een natuurlijke wijze afbreekt. Het schijnt dat dit in het verleden ook gebeurde maar op een natuurlijke manier. De beesten gingen tegen de zomer gewoon van zelf in de rui en hun vachtje viel zo van hun af totdat de mens er zich mee ging bemoeien. Ze gingen alle schapen op een door hun bepaalde tijd scheren. Hierdoor raakte de natuurlijk ruitijd volkomen in de war en bleef de vacht gewoon doorgroeien tot dat de schapen scheerders er hun schaar in zetten.

Maar nu  krijgen ze dus een soort haarnetje om hun bast, een ‘boob tube’ zou je het haast kunnen noemen dat tegen de tijd van de scheertijd netjes uitgetrokken kan worden met de wol er aan. Het proces heet Natuurlijke Wol Oogst. Stelt u zich eens voor, geen schapen meer met grote wonden van de knipperij, geen stress voor het arme beest. Misschien gaan ze zelfs netjes in de rij staan om hun jasje uit te laten trekken. En wie weet, in de toekomst krijgt zo’n schaap misschien wel een net om MET mouwtjes! En dan kunnen we inderdaad de jasjes zo kant en klaar in de winkels hangen. Stel u het zich eens voor: Het zou een rage kunnen worden en de natuurlijke aroma van schapen zo uit de wei krijg je er als extraatje bij ! Als die aroma na een jaar of zo wat vervaagd is zal er wel weer een Nieuw Zeelandse entrepreneur zijn, die net even zonder nummer acht heining ijzerdraad (*) zit, die een spuitbus met schapenkeutel aroma op de Aziatische   toeristen markt brengt

(*) Nummer acht heining ijzerdraad = number eight fencing wire. Nieuw Zeelanders staan bekend om hun vindingrijkheid en het is ook bekend dat zij letterlijk alles kunnen fabriceren en repareren met dit bepaalde nummer 8 ijzerdraad.

Yoka Saris

26 april 2010

Terug naar Verhalen


Daar was laatst een meisje loos !

Van goede vrienden kreeg ik een boek te leen getiteld “Het Wrede Paradijs” geschreven door Hylke Speerstra.

Speerstra zwierf over alle continenten om verhalen van Nederlandse emigranten te verzamelen. Op een paar na zijn het de levensgeschiedenissen van mensen uit Friesland. Deze landverhuizers hebben zich gevestigd in vele landen rond de aardbol en vertelden hem over hoe zij hun vertrek uit Nederland ervoeren en wat voor gevolg deze stap op hun verdere leven gehad had.

Hij beschrijft de moeilijkheden die men moest overwinnen om een plaatsje in zo’n nieuw, vreemd land te veroveren, de heimwee waar zovelen mee hadden te kampen.

En het uit elkaar spatten als zeepbellen van de toekomstdromen die ze hadden, maar bovenal het koppig doorvechten om dat beetje vrijheid en geluk en om maar niet een mislukte emigrant te worden. Een ontroerend boek waar wij, als emigranten, ons zelf steeds weer in herkennen.

Voor mij werd dit boek een inspiratie om u het levensverhaal te vertellen van een emigrant met een zelfde doorzettingsvermogen, die ik heb leren kennen. Ik heb de naam hier veranderd, maar ik kan u verzekeren dat ze wel degelijk bestaat !

Ria werd in Rotterdam geboren in een gezin van 4 broers, die in de jaren vijftig allemaal naar Nieuw-Zeeland vertrokken. Haar vader en moeder gingen op een gegeven moment hun zoons achterna, maar Ria’s man wilde niet emigreren. Na een lange ernstige ziekte overleed haar man. Ze was 38 jaar oud en had 3 kleine kinderen. Haar ouders zeiden: “Kom toch naar Nieuw-Zeeland dan is de familie weer compleet.”

Zo gezegd, zo gedaan. Haar oudste zoon en dochter deden het goed op school in Nieuw-Zeeland. Zij gingen beiden naar de universiteit. Ria kreeg een weduwepensioen uit Nederland om het gezin in leven te houden. Maar haar jongste zoon had moeilijkheden, hij bleek te lijden aan schizofrenie. Deze moeilijkheden werden steeds groter toen hij ouder werd. Maar Ria voelde zich verantwoordelijk voor hem dus hij bleef thuis met alle moeilijkheden van dien.

Anton is 38 jaar oud. Ook heeft Ria haar moeder, die intussen 96 is geworden, al meer dan 20 jaar bij zich in huis. Zij is incontinent  en dementeert.

Ria gaat nooit uit, behalve dan af en toe even een paar boodschappen doen, als haar broer op oma komt passen. Oma wil niemand anders bij zich hebben en Ria prakkiseert er niet over om haar in een tehuis te stoppen.

Nadat Ria aan haar schouder geopereerd moest worden omdat ze zich vertild had aan oma kreeg zij eindelijk hulp met het wassen en aankleden van de oude dame.

Maar voordat zij in het ziekenhuis werd opgenomen liet ze haar zoon beloven haar elke dag te bezoeken, daar had ze zo haar redenen voor. Hij weigerde namelijk nogal eens zijn medicijnen te slikken. Elke dag als Anton zijn moeder bezocht bood ze hem een frisdrankje aan waar ze heimelijk z’n medicatie in deed.

En zo zorgt ze dus al vele jaren voor haar gezinnetje, zonder vakantie maar wel met liefde en volledige toewijding.

Oma houdt van Nederlandse kinderliedjes zingen. Laatst kwam ik onverwacht bij Ria op bezoek terwijl ze samen met oma uit volle borst “Daar Was Laatst Een Meisje Loos” zong. En weet u wat ze zei nadat we met z’n drietjes het lied van het ‘Loze Meisje’ hadden beëindigd? “Als Oma één dezer dagen overlijdt en Anton een beetje beter wordt dan ga ik lekker reizen. Ik trek de hele wereld door. Niet met een zware koffer. Nee, met een rugzakje op mijn rug. Ga je ook met me mee, Yoka?”

 “Maar voor ik vertrek,” grapte ze verder, “ga ik een lekker bakkie koffie voor je maken. Wat gezellig dat je er weer eens bent.”

En terwijl oma in een makkelijke stoel zit te dutten en Anton met een koptelefoon op naar z’n muziek luistert praten we een poosje over koetjes en kalfjes. Even is het heel vredig in het knusse, kleine huisje.

Ria is nu 68 jaar oud en oma kan nog wel 4 of 5 jaar mee zegt de dokter en Anton is ook een jonge, sterke vent en hij wordt nooit meer beter.

Als de koffie op de tafel staat en als ze me een lekker stukje eigen gebakken cake aanbiedt dan zegt ze met een vrolijke lach op haar gezicht: “Wat hebben we het toch goed he?”

Kunt u zich voorstellen dat ik door het vuur ga voor zo’n dapper wijfie?

Yoka Saris

22 april 2010

Terug naar Verhalen


Turke petje

Ze zit  in de keuken op de kokosmat, die prikkelt aan haar knieën en kijkt in het kastje, waar vier rode emaille pannen keurig op een rijtje staan. In de loop der jaren zijn er hier en daar stukken emaille van de pannen gebroken. Het is alsof er grote en kleine zwarte vlekken op zitten.

Het rijtje loopt van groot naar klein. Ze noemt de grootste pan Pappa, de volgende Mamma, dan Joop en als laatste Anton. Ze is beetje verdrietig want ze had graag nog een vijfde pannetje gezien, die zij dan naar zichzelf zou kunnen noemen. Terwijl ze zo zit te dromen komt haar broer Anton binnen en vraagt wat ze in de kast doet. Ze legt het hem uit en vertelt ook dat het fijn zou zijn als er een vijfde pan was. Als hij een beetje verwonderd naar haar kijkt legt ze uit waarom ze dat zo graag wil.

Anton is acht jaar ouder dan zijn zusje en weet overal raad op. “Wacht maar.” zegt hij en pakt van achter de pannen een klein rood schaaltje. Het is nog helemaal gaaf omdat het niet erg veel gebruikt wordt. “Dit,” zegt hij, “is een turke petje en dit kan dienen als een vijfde pannetje.” “Waarom heet het een turke petje ?” vraagt ze. Hij legt uit dat het zo heet omdat de Turken zulke hoofddeksels dragen. “Dat noemen ze een fez maar hier in Rotterdam noemen we dat een turke petje.”

Ze begrijpt het nog niet helemaal. Daarom zoekt Anton even in de keukenla en er komt een kwastje en een bandje uit, die hij om het schaaltje bindt. Hij zet het schaaltje op zijn hoofd en begint een beetje met zijn hoofd te wiebelen, hij loopt met rare stappen op en neer door de keuken en zingt er een raar liedje bij. Ze lacht heel hard om haar malle broer, vooral als ze het kwastje voor zijn ogen ziet bengelen.

De deur gaat open en daar staat haar moeder. “Wat zijn jullie in vredesnaam aan het doen ?” vraagt ze. “O, Mamma, Anton is een Turk en hij heeft een turke petje op zijn hoofd,” giert het kleine meisje. De moeder lacht ook om het spektakel, maar zegt dan: “Laat het nou niet vallen want dan vliegt er ook een stuk emaille af en dit is het laatste wat nog ongeschonden is.”

Van die dag af is het turke petje heel speciaal voor het meisje. Ze mag er soms soep uit eten of een puddinkje. Het staat nu ook heel parmantig aan het einde van de rij pannen in het kastje.

De tijden zijn slecht, want er heerst al jaren oorlog. Er is bijna geen eten meer en Anton en zijn zusje gaan naar de zogenaamde gaarkeuken om wat bijgevoed te worden.

Op een dag zijn ze weer op weg voor hun middageten. Zij draagt een tas van touw gehaakt met daarin twee schaaltjes en twee lepels, die nodig zijn om de maaltijd mee te nuttigen.

Plotseling zien ze in de verte uit de winkel van C. Jamin mannen wegrennen. Er wordt gegild en ze rennen beiden naar de winkel en kijken naar binnen. In de ingang liggen twee Duitse soldaten op een bizarre manier over elkaar heen gedrapeerd. Vanonder hun lichaam loopt een dikke stroom bloed over de stoep, naar het trottoir en vandaar druipt het langzaam in de goot. Ze staart met haar kinderlijke nieuwsgierigheid onbegrijpend naar dit tafereel tot haar broer haar weg trekt en roept: “Vlug wegwezen, ze hebben twee moffen kapot geschoten, rennen !!!”

Twee weken later zal ze alleen naar de gaarkeuken moeten omdat Anton ergens aan het hout sprokkelen is. Ze huilt een beetje en zegt tegen haar moeder dat ze niet alleen wil gaan. Haar moeder probeert haar op allerlei manieren van gedachten te veranderen. Als het kind voet bij stuk houdt dat ze beslist niet wil gaan vindt haar moeder een oplossing en komt uit de keuken met het turke petje en zegt: “Je mag dit mee nemen om uit te eten als je een grote meid bent, die zonder mopperen alleen gaat.” Het kind straalt alweer en gaat zonder verder te morren op stap.

In de gaarkeuken krijgt ze bietjessoep, een waterige rode massa, die ze, ondanks de honger die ze heeft, toch bijna niet door haar keel kan krijgen. Ze treuzelt heel erg en gaat hierdoor als laatste de zaal uit op weg naar huis.

Onderweg komt ze langs een groot stuk braak liggend land. Er staan wel honderd mensen in een halve cirkel naar iets te kijken. Ze loopt er op af en duwt tussen de mensen door naar voren om te zien wat er aan de hand is.

Ze ziet een rij met twintig mannen en jongens staan. Tegenover hen staan Duitse soldaten met geweren in de aanslag. De menigte er omheen dringt naar voren alsof te proberen het noodlot, wat hier staat te gebeuren, te verhinderen. Als de menigte te dicht bij de Duitse soldaten komt draaien zij zich plotseling om en sommigen slaan in het wilde weg met de kolven van hun geweer naar de woedende maar ook angstige mensen.

Het kleine meisje staat voorop en als iedereen probeert weg te vluchten voor de dreigende soldaten voelt ze de zware kolf op haar rug komen. En dan wordt het zwart om haar heen……

Als ze eindelijk haar ogen weer opslaat ziet ze een zee van gezichten, die zich over haar heen buigt. Ze ligt op de grond in een lampenwinkel. De mensen  praten allemaal tegelijk, wrijven haar koude handen en wikkelen haar in een deken. Een grote man in een lange jas en een hoed op pakt haar op en draagt haar naar huis. Geholpen door de man legt haar moeder haar in het kinderbedje. Ze valt bijna onmiddellijk in een diepe slaap.

Als ze wakker wordt ziet ze door de spijltjes van haar kinderledikantje haar moeder staan met de tas van touw gehaakt over haar arm en het kleine rode schaaltje, het turke petje, in haar handen. De moeder huilt als ze de deuk in het schaaltje ziet en zegt zachtjes voor zich heen: “Nu is dit kleintje ook nog beschadigd net als de rest.” 

Yoka Saris

1 april 2010

Terug naar Verhalen


Witte vriendjes

Er waren eens drie ganzen, ze heetten Snip, Snap en Snater. Met z’n drietjes zwommen, liepen of zaten ze in de buurt van de Wetlands bij Linwood Avenue in Christchurch.

Een oud mannetje en vrouwtje, Jip en Janneke genaamd, reden in hun auto bijna dagelijks langs dat water en keken dan naar Snip, Snap en Snater. Jip en Janneke noemden de drie ganzen hun vriendjes ook al waren Snip, Snap en Snater zich van deze vriendschap helemaal niet bewust.

Op een goede dag was Snater verdwenen. Jip en Janneke stopten hun auto en keken rond, liepen een stuk langs het water, keken onder bosjes maar zagen de gans niet. Ook de volgende dag waren het slechts Snip en Snap, die langs de water kant zaten. “Wat zou er toch gebeurd zijn ?” vroeg Janneke verdrietig aan Jip. Jip wilde zijn vrouwtje niet verdrietig zien en zei: “Ach, misschien vond Snater het wel vervelend om het vijfde wiel aan de wagen te zijn en is hij wel een ander maatje gaan zoeken.” Dit vrolijkte Janneke weer helemaal op. En zo keken ze weer iedere dag uit om hun twee witte vriendjes daar bij of in het water te zien.

Zo verliepen er een paar jaar. Als Jip en Janneke langzaam voorbij reden draaiden de ganzen vaak hun kopjes naar de auto toe en was het net of dat ze naar hen knikten. Misschien verbeeldden Jip en Janneke zich dit wel maar het was in ieder geval een heel leuke gedachte.

Een paar weken geleden ging Janneke  even alleen uit om een paar boodschappen te doen omdat Jip druk in de tuin bezig was. Zij reed langs het water en zag in de verte al dat Snip en Snap in het water waren. Toen zij vaart minderde zodat ze even kon kijken naar haar vriendjes merkte ze dat Snip de kop wel heel lang in het water hield. Vaak had ze gezien dat ze hun kopjes diep in het water staken om te zoeken naar iets eetbaars maar deze keer duurde het wel erg lang.  Ze draaide de auto om en parkeerde langs de weg. Ze sprong er uit en ging kijken. Snap, die vijf meter verderop zwom, kwam heel vlug terug en ging vlak naast Snip zwemmen. Janneke keek en keek, wel vijftien minuten lang maar Snip bracht de kop niet meer omhoog. Heel langzaam drong het tot Janneke door dat Snip dood was. Ze barstte in tranen uit en reed heel vlug naar huis om Jip er bij te halen want hij wist altijd overal raad op. Jip probeerde haar te troosten maar toen hij Snip daar zo met de kop in het water zag rond drijven begreep ook hij dat hier niets meer aan te doen was.

Jip en Janneke besloten naar hun dierenarts te gaan om te vragen wat er nu moest gebeuren. Ze wilden niet dat Snip op zou worden gegeten door de palingen, die ook in grote getalen in het riviertje rondzwommen. De receptioniste van de dierenarts zei: “Ik weet echt niet wat er gebeuren moet, maar we hebben toevallig het vrouwtje van de Vogel Reddings Brigade in de wachtkamer. Vraag het haar even.” Janneke stapte op het vrouwtje toe, die daar net op haar beurt zat te wachten met een zieke zeemeeuw op haar schoot. Na het verhaal gehoord te hebben zei zij: “Maak je maar geen zorgen, ik ga direct nadat ik de dierenarts gezien heb naar de gans kijken en dan haal ik hem uit het water. Hoe gaat het met de andere gans ?” Janneke vertelde dat die trouw de wacht hield bij zijn maatje. “Ja,” zei het vrouwtje van de Vogel Reddings Brigade “dat kan nog wel eens een treurige geschiedenis worden, want die beesten rouwen heel lang en heel intens als hun kameraadje overlijdt.” “Ojee,” riep Janneke “wat gaat er dan gebeuren ?” Het vrouwtje van de VRB vertelde haar dat ze Snap na een dag of drie op zou halen en zou zorgen dat hij een goed tehuis zou krijgen. Zij vond het daar toch al niet zo’n beste plaats voor ganzen, heel vaak werden ze overreden en ze hadden ook veel last van vervelende jongens, die de beesten vaak plaagden. Janneke was toen gerustgesteld dat er ook goed voor Snap gezorgd zou worden.

Ze ging samen met Jip haar boodschapjes doen en op de terugweg reden ze nog even langs het water om te kijken hoe het gesteld was met Snap. Ze vonden het vrouwtje van de VRB met haar handen in het haar, want zij kon de grote gans heel moeilijk uit het water verwijderen met haar schepnet. En Snap bleef ook steeds dreigend naar haar kijken. Ganzen staan er om bekend dat zij hun maatjes soms tot de dood beschermen of verdedigen.

Intussen waren er nog heel wat andere mensen gearriveerd, die allemaal goede raad gaven en oplossingen wisten. Maar niemand deed verder iets. Maar Jip, die heel dapper is, bood toen aan om in het water te stappen en op die manier  Snip er uit te halen. Iedereen zei toen “Oooooo…..” en “Aaaaa…..” “Meneer, weet u wel dat het water daar op die plek behoorlijk diep is ?” Snap was intussen een heel stuk weg gezwommen waarschijnlijk had hij honger en zocht naar iets om te eten. Jip keek naar Janneke, zij knikten naar elkaar en toen rolde Jip heel kordaat zijn korte broek nog korter op en stapte in het water, dat er niet erg fris uit zag. Hij waadde naar de gans toe. Soms moest hij zich aan de bosjes, die langs de kant groeiden, vastgrijpen want de bodem was ook erg modderig en soms zakten zijn voeten heel diep weg. Toen hij eindelijk bij de gans was duwde hij hem heel  voorzichtig naar de kant. Het duurde heel lang omdat Jip steeds vast raakte in de modder. De mensen op de kant stonden allemaal druk met elkaar te praten en niemand trok zich eigenlijk verder iets van Jip aan, maar Janneke hield goed een oogje op haar dappere mannetje en hoopte dat alles toch maar goed verlopen zou.

Eindelijk kon Jip Snip op het drogen tillen en kon het vrouwtje van de VRB hem meenemen naar de plaats waar dode ganzen naar toe gaan. Iedereen vertrok en Jip stond naast Janneke en ze zag dat Jip een schoen kwijt was maar dat kon haar niets schelen,  want ze was zo vreselijk trots op haar Jip!

Snap is nu intussen ook verdwenen van de waterkant bij Linwood Avenue. Jip en Janneke hopen nu maar dat hij een fijn plaatsje heeft gevonden waar hij  het verdriet om zijn maatje gauw zal kunnen vergeten.

Yoka Saris

26 maart 2010

Terug naar Verhalen


We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten