
A is een aapje, dat eet uit zijn poot.
B is de bakker, die bakt voor ons brood.
C is Charlotte, die drinkt chocolaad.
D is een dame, die drentelt op straat.
E is een ezel, die gaat naar het land.
F is een fruitvrouw, met fruit in haar mand.
G is een geitje, en Gijs staat er bij.
H is ons Hansje, met een sjerp op zij.
I is de inktpot, waar Pietje uit schreef.
J is een jasje, dat kreeg Klaas van zijn neef.
K is een koopman, die koffie verzond.
L is een landman, die leeuweriken vond.
M is de molen, die maalt door de wind.
N is een nestje, dat Nicolaas vindt.
O is een otter, die zwemt in het meer.
P is een papje*, dat pikt aan een peer.
Q is Quirinus, die zuurtjes uitdeelt.
R is een rover, die appelen steelt.
S is het scheepje, waar Steven mee speelt.
T is de trommel, die tante mij schonk.
U is een uiltje, dat zit op een tronk.
V is een visser, met vis in zijn schuit.
W is de wagen, daar rij ik mee uit.
X is een letter, zeg ken je die wel?
IJ is een ijsbeer, die wit is van vel.
Z is een zeeman, die zegt u vaarwel.
* Papje = papegaai
Dit ABC-versje komt in elk geval uit de 19e eeuw. Het prentenboek, Nieuw Abé-boekje voor lieve kinderen: met eene menigte prentjes en rijmpjes, uit 1936 is de vroegst bekende gedrukte versie. De schrijver is onbekend en ook weten we niet wie de illustraties maakte. Latere versies zijn gemaakt door Louis Landré en P.J. van Geldorp (rond 1907), Rie Cramer (ongeveer 1947) en Max Velthuijs (1964).
De tekst hierboven komt overeen met de tekst die Rie Cramer (10 oktober 1887 - 16 september 1977) gebruikte voor haar prentenboek. Bijgaande afbeelding komt uit haar prentenboek. Bekijk hier het hele prentenboek.