
Krelis, die zichzelve vond,
De leukste snaak van ’t wereldrond.
Op een bankje voor zijn woning zat,
Toen daar een vreemd’ling nader trad.
Zeg heerschap, sprak hem, Krelis aan,
Schijnt hier de zon, of wel de maan.
Ik weet het niet, klonk het gevat,
Ik ben een vreemdeling in deze stad!