Home / Versjes / De appel en de haan
1085

De appel en de haan

Met dank aan Johan Pieters voor het insturen van de tekst

Er lag een dikke ronde appel
Midden in het groene gras.
Die dikke ronde appel huilde
Omdat hij maar een appel was.

‘Waarom huil je?’ vroeg het haantje,
Dat boven op de toren stond,
En draaide, toen het hard ging waaien,
Zomaar drie keer in het rond.

‘Ach haan, een kevertje kan lopen
En zo zijn er nog zo veel.
Maar een appel heeft geen beentjes,
Alleen een blaadje en een steel.’

‘Ik weet wel, dat de hemel blauw is,
De zon is geel, de bomen groen,
Maar ik heb nooit eens kunnen kijken,
Wat al die grote mensen doen.’

‘Weet je wat,’ zei toen het haantje
En keek de appel ernstig aan,
‘Ik zal jou straks wel komen halen
Als alle mensen slapen gaan.’

En toen de grote mensen sliepen,
Vloog het haantje door de lucht.
En de dikke ronde appel
Zat tevreden op zijn rug

‘Appel, kijk eens gauw naar boven,
Daar komt een vlindertje voorbij.
En daar beneden staat een huisje,
Zomaar midden in de wei.’

‘En dat huisje heeft een deurtje,
Waar de mensen binnen gaan.
En dat huisje heeft een raampje,
Zullen wij eens kijken gaan?’

Ze keken samen door het raampje
En weet je wat de appel zag?
Een grote tros met blauwe druiven,
Die op een mooi wit bordje lag.

En een vorkje en een lepel
Op een kleedje blauw-geel-groen.
En een mesje, waar je altijd
Heel voorzichtig mee moet doen.

‘Hoor eens, appel,’ zei het haantje,
We moeten nu naar huis toe gaan,
Want als de mensen wakker worden,
Moet ik weer op de toren staan.’

En toen de mensen wakker werden,
Lag de appel in het gras
En riep vrolijk: ’torenhaantje,
Weet je nog hoe leuk het was?’

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten