De vogeltjes maken een droevig geschreeuw,
Want buiten op ’t veld ligt het alles vol sneeuw;
Zij hebben zo’n honger, maar, wat zij ook pikken,
Zij vinden geen korreltje op ’t land meer te bikken.
Maar hier in de schuur is nog, o zo veel graan.
De boer met zijn zoons is aan ’t dorsen gegaan,
En wat er gedorst is, dat doen zij in zakken,
Om brood voor de vrouw en de kindren te bakken.
De vogeltjes zien dat en fladdren in ’t rond;
Want valt er een koorntje uit de zak op de grond,
Dan pikken ze ’t op en verdelen het eerlijk,
En denken: wat smaakt toch dat koorn overheerlijk!
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.