“Hoe maakt u het toch?” zei de weduwe wesp vanmorgen tot haar vriendin.
“Heel goed, heel goed. En hoe gaat het met uw gezin?”
“Het gaat” zei de weduwe, “Het schikt nogal, maar het is wel een beetje weemoedig.
Met dat zomerse weer denk ik steeds aan mijn man, hij was toch zo braaf en zo goedig.”
De vorige zomer zaten we buiten op het terras met z’n allen
en toen is mijn dierbare echtgenoot in een glas limonade gevallen.”
De weduwe streek een traan uit haar oog en staarde bedroefd naar de rozen.
“Ontzettend, ontzettend” zo sprak haar vriendin “en was het citroen of frambozen.”
“Het was bessen, dus het was wel een heel mooie dood.
Maar ja, ik heb zeventig kinderen en ze worden nu allemaal groot.
Vanmorgen zeiden ze, mogen wij vandaag de mensen gaan pesten?
Ik zei: ga je gang, het is onze roeping. Ga heen en ik wens je het beste.
Maar je weet hoe kinderen zijn nietwaar. Ze hebben nu eenmaal geen rem,
En voor je het weet, zit er weer een tot over zijn buik in de jam.
Vanmorgen toen zat onze oudste zoon alweer in de stroop tot zijn knieën.
Maar kom, gaat u mee? Daar ginder in het park zitten de mensen te teaen.
Ze hebben er taartjes bij met room, waar je op zitten kunt.
Vooral voor ons wespen is het leven zo zoet,
maar… zak niet in een mokkapunt.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.