
Het dooit, o, wat een troep
op de straat en de stoep
De sneeuwwitte laag is verdwenen.
Water en ijs,
wat bruin en wat grijs,
blubberen over de stenen.
Alles is nat en glibberend glad.
Iedereen spettert je onder.
Je schrikt je een hoedje,
loopt voetje voor voetje…
en dat je niet valt is een wonder.