
Hu, hu, hu zo riep de wind.
En hij bromde,
En hij gromde,
Tegen ieder kind.
Hu,hu, hu ga gauw naar huis.
Ik wil blazen,
Ik wil razen,
Moeder wacht je thuis.
Hu,hu,hu maak toch wat voort.
Ik wil tieren,
Ik wil gieren.
Heb je ’t niet gehoord?
Maar de kind’ren lachten wat.
Wil je blazen,
Wil je razen?
Wel, wat hindert dat.
Nee, we zijn voor jou niet bang,
Want je tieren
En je gieren
Kennen wij al lang.