
Midden in het grote bos,
Staat een tafeltje van mos.
Daaraan zit kabouter Joel,
Op een rode paddestoel.
Voor hem staat een napje,
Met een heerlijk hapje.
En een eikeldopje,
Gebruikt hij als een kopje.
Kijk daar komt zijn vriend konijn,
Zou die ook niet hongerig zijn?
Jawel zeker van dat warme napje,
Lust hij ook nog wel een hapje.
Hun buikjes zijn nu vol en rond,
Ze gaan wat slapen op de grond.
In het zachte bed van mos,
Midden in het grote bos.