
Er zat een kikker in de sloot,
Hij was niet klein, hij was niet groot,
Hij was zowat van midden slag,
Het was op een snik snikhete dag,
Ik wou dat ik een vogel was,
Dan vloog ik naar een diepe plas.
Maar ’t arme kikkervolk, niet waar,
Bezit geen veren en geen haar.