Home / Versjes / Kleuterdans

Kleuterdans

(Jan H. de Groot)
Met dank aan Wilma van der Valk voor het insturen van de tekst

Op de hoek van de straat
Staat een kerel, die draait
Met een pet op één oor, en een broek zonder end
Aan het slingerend wiel
Van een oud pierement.
Tjang, jiengele, joengele bom.

Om de hoek van de deur
Komt een vrouw, met een scheur
In haar rok, en een kind op ‘r sproetige arm.
De centebaas veegt
Rond zijn kop, want ’t is warm.
Tjang, jiengele, joengele bom.

Uit hoeken en gaten
Der achterbuurtstraten
Daar kuiert zo zoetjes het kleuterpubliek,
Smoeslige stelletjes
Met goorgele velletjes,
Een snotneus, een hangkous, de haren vol stof,
Op en schoen en een klomp, of een klomp en een slof.
Maar knusjes-kneutert, de kleuterkliek
Rond het knarrig getjoeng van de orgelmuziek:
Tjang, jiengele, joengele bom.

En voordat je ’t weet,
Ze pakken mekaar beet.
En het danst en het klept
En het tript en het stept
En het draait rondomheen,
Met een slingerend been
En het schuifelt en stapt
En het trippelt en trapt
Dat het kletst en het klinkt
In het rond op de grond.

Aan de hoek van de straat
Is het bal zonder end,
Op de dwingende maat
Van het oud pierement.

En ik stond en ik keek en ik wachtte,
Van tjiengele, joengele bom.
En ik schommelde mee en ik lachte,
Ik lachte m’al kijkende krom.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten