
’t Is Mei, ’t is Mei!
De merel zingt zijn liedje.
Een juub’lend melodietje.
En ’t antwoord juicht in boom en struik,
Ook in de oude wilgenpruik,
Daar klinkt en zingt het lustig-blij:
Het liedje van de Mei
Het sneeuwt, het sneeuwt,
Met honderdduizend vlokjes,
Maar ’t zijn geen koude brokjes,
’t Zijn bloesemblaadjes blank en teer,
Die vallen uit de boomgaard neer,
En wie het ziet, die zingt het uit:
De wereld is de bruid
’t Is Mei, ’t is Mei,
De vogels hebben jongen,
De kalfjes maken sprongen,
De kloek met al haar deftig grut
Stapt deftig om de regenput;
En vol van bloemen is de wei.
’t Is Mei, ’t is Mei