
Vijf kattekens scharrelden over de vloer
Van moeders gezellige zolder
Ze maakten er somtijds een vreeslijk rumoer
Dan ging het maar holderdebolder.
Vier hadden vier pootjes, met klauwen er aan
En onder de neus al een baardje
Twee oortjes, die boven op ’t koppeken staan
En achter aan ’t lijf een leuk staartje.
De vijfde, dat was een vreemdsoortige kat
Geen baardje, geen staartje, geen klauwen!
Maar toch, als ze bij haar vriendinnetjes zat
Kon ze soms zo liefjes miauwen.
Als ’t avond werd, kropen er vier bij haar moe
Op ’t kleedje, in ’t aardige mandje
Maar ging nummer vijf naar de slaapkamer toe
En klom in een klein ledikantje.