
Piet zat aandachtig en met vlijt,
Op school te werken in zijn schrift.
Tong uit zijn mond met veel beleid,
Bestuurde hij het potloodstift.
Het wit papier werd smoezelig vuil,
Want Piet zijn hand was ver van schoon.
Door ’t knikkeren in de modderkuil,
Maar Piet die vond dat heel gewoon.
Toen kwam de meester er voorbij,
En zag die ongewassen hand,
Hij riep Piet voor de klas en zei,
Wat ben jij toch een vuile klant.
Vertoon je hand eens aan de klas,
Zien jullie wel hoe vuil die is,
Ik wed dat hier en dat is kras,
Geen hand zo vuil als deze is.
Die weddenschap zei onze Piet,
Hebt u verloren, zie maar hier.
De and’re hand die ik u biedt,
Scheelt met de eerste heus geen zier.