‘k Ging overlest naar het seminaar
Mijn bruur Adriaan bezoeken,
Dat arme jong zat schier een jaar
Te blokken in zijn boeken.
‘k Nam aan de tram een kaartje of tien,
De conducteur die stond te zien,
Hij zei ,wel Jan wat hemme nouw
Wie gaan er allemaal mee ,mee jou ?
Refrein:
Ik zei: ,,Ikke en ons vader, ons moeder,
Mijn zuster, broer en ons Krispijn,
Marinus en Tinus, Sjo en Mie en tante Mijn,
Suus en Peerke, die gingen zo maar mee,
Mariek en Sofieke en de kleine Anderee.”
We kwamen aan het seminaar,
En werden beleefd ontvangen.
En Koos de knecht, die goeie man,
Die vroeg naar ons verlangen.
Hij zei: ,,Mijnheer en hij zei mevrouw,
Wie wilde dat ik roepen zal ?”
Ik zeg: ,,Om kort en goed te gaan
Roepte gij maar mijn broer Arjaan.”
Refrein:
Want hier zijn, ikke en ons vader, ons moeder enz.
En na zowat een minuut of tien,
Toen kwam de knecht weer binnen.
Hij zei: ,,Ik heb hem niet gezien
En ik kan hem negens vinden,
Maar ik denk da julieên Arjaan
Mee op de wandeling is gegaan.
Maar wacht nou nie en haal ze bij,
Ze zijn pas aan de blauwe kei.”
Refrein:
En toen liepen ikke en ons vader ons moeder enz.
En toen Ariaaneke bij ons was,
Na lopen en veel zoeken.
Toen bracht hij ons in iedere klas,
In de studie bij zijn boeken
Hij zei mensa, hij zei menee
Spelde de Griekse A B C .
En zei: ,,Verstade gullie da ?”
En we knikte allemaal van ja.
Refrein:
Ikke en ons vader ons moeder enz.
En na in ’t bos geweest te zijn,
Vol schone beukenlanen,
Bracht hij ons op het speelterrein,
Mee schiet en kegelbanen,
Hij zei: ,,Wel Jan, hij zei wel Peer
Toe vat ’n bal en schiet ne keer.”
We maakte de baan met water nat
En schoten niks en gooide lat.
Refrein:
Ikke ons vader ons moeder enz.
Er was een schone boerderij,
Daar gingen wij eens kijken.
Wa’n schone verkes liepen daar,
Daar konden ze mee prijken.
We liepen stallen uit en in,
Staken overal de neus eens in.
De koeien zagen er best uit,
Ze knikte mee d’r domme snuit.
Refrein:
En toen knikte ik en ons vader ons moeder enz.
Maar toen het dicht bij zeven kwam,
Het uur van bitter scheiden.
En ik Ariaanekes handje nam,
Toen kreeg ik medelijden.
Ik zei: ,,We moeten er van door
Om zeven uur vertrekt het spoor.”
Toen brak mijn hart van stille wee
En we schreide allemaal maar mee.
Refrein:
Ikke ons vader ons moeder enz.
Maar ‘k zei: ,,Arjaan ’t is voor jou heil,
Dat gij hier komt studeren.
De berg der wetenschap is steil,
Maar boven wacht de ere.
En kletst vandaag de regen neer,
Wel morgen schijnt de zon alweer.
Wees nou maar braaf en schreeuw nou niet,
We komen terug over een week of drie.”
Refrein:
Ik ons vader ons moeder enz.
(Een persoon zingt het lied en bij het refrein komen alle personen over het toneel gelopen en verdwijnen weer.)
(Bij het volgend refrein lopen ze weer over het toneel en verdwijnen weer)
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.