Wat te doen met een negatieve nalatenschap



Geschreven door: Marijke Wijnhoven

Waarom zou je een nalatenschap die negatief is aanvaarden? In dit artikel behandel ik een tweetal situaties die aantonen dat het antwoord op deze vraag niet standaard te geven is. 

Drie keuzemogelijkheden

Op het moment dat iemand erfgenaam wordt heeft die persoon drie keuzes. Eén, zuiver aanvaarden, dat wil zeggen zonder enig voorbehoud. Twee, beneficiair aanvaarden. Dat wil zeggen onder voorbehoud van een boedelbeschrijving en alleen dan, als blijkt dat de nalatenschap na betaling van alle schulden nog positief is. Dit wordt bepaald nadat de vereffening is afgerond. En drie, verwerpen.

Wanneer je zuiver aanvaard en later blijkt dat de nalatenschap negatief is, dan ben je in principe met je gehele eigen vermogen aansprakelijk voor de schulden. Alleen wanneer je kunt aantonen dat je van de later opgedoken schuld niets wist en ook niets had kunnen weten, kun je de rechter om ontheffing vragen van volledige aansprakelijkheid. Op de gevlogen daarvan ga ik in dit artikel niet in.

hand testament

De angst voor een negatieve nalatenschap is de reden waarom het beneficiair aanvaarden een vlucht heeft genomen. Men moet een verklaring bij de griffie van de rechtbank afleggen en de griffiekosten bedragen ongeveer € 130 per persoon. Voor dat luttele bedrag zijn mensen wel bereid te zorgen dat de kans op een mogelijke bijdrage vanuit privévermogen aan potentiële schuldeisers van de nalatenschap voorkomen wordt.

Verdeling nalatenschap

Sinds 2003 is de verdeling van een nalatenschap in de wet als volgt geregeld: De langstlevende ouder ontvangt de gehele nalatenschap. De kinderen krijgen een vordering op de langstlevende ouder. De langstlevende ouder heeft dus een schuld aan de kinderen. Op deze schuld wordt een rente bijgeschreven, voor zover de wettelijke rente groter is dan 6%. Omdat de wettelijke rente al geruime tijd onder de 6% is, wordt momenteel in principe geen rente bij de schuld bijgeschreven. Dit is alleen anders als gebruik wordt gemaakt van de wettelijke regeling om na het overlijden een andere rente af te spreken.
Voor 2003 kwam je deze langstlevende gedachte ook al veel in testamenten tegen, in de vorm van de zogeheten “ouderlijke boedelverdeling”. Soms was daar ook een rentebepaling in opgenomen. Tegenwoordig bestaan er ook varianten op de wettelijke verdeling, die worden opgenomen in een testament.

Hierna behandel ik een tweetal casussen die in beeld brengen hoe lastig het kan zijn om te bepalen of je een nalatenschap kunt aanvaarden. In onderstaande casussen ga ik uit van een huwelijk op basis van een algehele gemeenschap van goederen en een testament waarin is bepaald dat de vererving volgens de ouderlijke boedelverdeling plaatsvindt met een samengestelde rente van 5%.

Casus 1

Vader is overleden per 01-01-2000. Erfgenamen zijn moeder en twee kinderen. Het gehele huwelijkse vermogen was toen € 600.000. De nalatenschap van vader is de helft van de huwelijksgemeenschap en bedroeg € 300.000, ieder erft dus € 100.000. Zonder rekening te houden met de door moeder voorgeschoten erfbelasting is de vordering van elk kind op dat moment dus ook € 100.000.
Moeder overlijdt per 01-01-2019. Het totale vermogen bedraagt nog € 500.000.
De waarde van de nalatenschap bedraagt echter circa € 5.400 negatief. Dit komt omdat een nalatenschap wordt gevormd door bezittingen minus schulden. En moeder heeft uit het overlijden van vader een schuld aan de kinderen. Deze schuld is ondertussen aangegroeid van € 100.000 tot € 252.700 per kind.
En € 500.000 minus 2x € 252.700 is -€ 5.400.

In dit geval kunnen de kinderen de nalatenschap natuurlijk prima aanvaarden. Zij zijn tenslotte zelf de schuldeiser in de nalatenschap. De vordering die zij op de nalatenschap hebben van € 252.700 kan echter slechts tot € 250.000 worden uitbetaald. Hierover is geen erfbelasting (meer) verschuldigd.

Dit voorbeeld komt veel in de praktijk voor. In deze situatie zou het geen probleem zijn om een negatieve nalatenschap tóch te aanvaarden.

Dit wordt anders als de schuldeiser in een nalatenschap een ander is dan de erfgenaam en de nalatenschap door de schuld van deze ander negatief wordt. In dat geval kunnen de erfgenamen beter beneficiair aanvaarden of verwerpen.

Casus 2

In deze casus is de aanloop (het overlijden van vader) hetzelfde als in casus 1. In de 19 jaar tussen het overlijden van vader en dat van moeder brouilleert kind A met zijn moeder en wordt door haar onterft. Kind B is bij het overlijden van moeder dus enig erfgenaam. Moeder heeft de afgelopen 5 jaar aan kind B ook elk jaar een schenking gedaan van € 25.000. Moeder overlijdt per 01-01-2019. Haar totale vermogen op dat moment bedraagt € 400.000. Kind A eist zijn legitieme portie op.

Nu wordt de situatie ingewikkelder. De vordering van elk kind op de nalatenschap uit hoofde van het overlijden van vader is net als de casus hiervoor aangegroeid tot € 252.700. Hierdoor resteert een nalatenschap van -€ 105.400 (€ 400.000 – 2x € 252.700).

Kind A eist de legitieme portie op. Deze bedraagt (globaal gezegd) de helft van het normale erfdeel als er geen sprake van onterving zou zijn. Voor de berekening wordt echter ook gekeken naar schenkingen die in het verleden zijn gedaan. Hierdoor bedraagt de legitieme portie van Kind A een bedrag van afgerond € 4.900.

Kind B staat nu voor de keuze wat hij met de erfenis doet. Zuiver aanvaarden, Beneficiair aanvaarden of verwerpen? De vraag is of er voldoende middelen zijn om én de schulden uit hoofde van het overlijden van vader uit te betalen als ook de legitieme portie.

Schulden uit hoofde van het overlijden van vader gaan vóór op een legitieme portie. Omdat de vordering uit hoofde van het overlijden van vader al niet geheel kan worden uitbetaald (ieder ontvangt € 200.000 in plaats van € 252.700) is er voor de uitbetaling van de legitieme portie ook onvoldoende vermogen.

Echter: Zou kind B zuiver aanvaard hebben, dan dient deze het restant van de schuld uit hoofde van het overlijden van vader én de legitieme portie uit zijn eigen vermogen te voldoen aan kind A.
Zou hij beneficiair hebben aanvaardt dan is dit niet het geval en is een verhaal op zijn persoonlijk vermogen niet mogelijk.

Inbreng
Toch is de uitwerking van deze casus ook nog afhankelijk van wat er met betrekking tot de schenkingen is bepaald. Wettelijk gezien hoeven schenkingen die gedaan zijn na 2003 niet te worden ingebracht om de omvang van de nalatenschap te bepalen. Als moeder in haar testament niet anders heeft bepaald, dan blijft de situatie zoals hiervoor beschreven.

Als moeder in haar testament echter heeft bepaald dat schenkingen wél moeten worden ingebracht, dan is de situatie anders. In dat geval bedraagt de nalatenschap geen € 400.000, maar fictief € 525.000, namelijk het aanwezige vermogen plus de 5 schenkingen die eerder zijn gedaan. Eerst worden de vorderingen van € 252.700 elk uitbetaald. Resteert (fictief) € 19.600, namelijk € 525.000 – 2x € 252.700. Nu is er dus wel een (fictief) saldo waaruit de legitieme portie van € 4.900 kan worden uitbetaald.

Kind B zal in deze situatie van het totale vermogen van € 400.000 een bedrag van (€ 252.700 + € 4.900 =) € 257.600 aan kind A moeten uitbetalen.
Voor kind B zelf resteert nog € 142.400 (in plaats van de eerdere € 200.000).

In beide berekeningen bij casus 2 heeft kind B in het verleden natuurlijk al € 125.000 ontvangen.

Of je een nalatenschap met een negatieve waarde zomaar zuiver kunt aanvaarden is geheel afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Laat daarom altijd goed berekenen hoe dit in uw persoonlijke situatie uitpakt.

Kijkt u eens op mijn persoonlijke website www.mijnnalatenschapgoedgeregeld.nl voor meer informatie.

Marijke Wijnhoven geeft nalatenschapsbegeleiding en financieel advies.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten