Feodosia Grimia Ukraine òù 6
De waterleiding
 Toen haar waterpijp modderig begaf
 Bedwelmde roes mijn hemels zijnde
 Verwenste zij krom de slang tot graf
 Verstoord dwaas hoorde ik het einde
 Gestaag gravend in vergane geheel
 Slovend van koude pril tot vorst laat
 Onbelegd en schraal valt hen ten deel
 Geen klacht van onbehagen die verlaat
 Zo ik doe blind grof gemis niet wetend 
 Klauwen zij niet aflatend gestaag voort
 En ik wentel gelaafd vals waarnemend 
 Verwerp hun klaagzang nimmer gehoord