Ogen, in wier diepte helle nacht
Droomt en lokt, als er de rust uit lacht –
Grondelozen, gij, die smeekt en smacht,
Al wie oogt naar u, droomt met u mede…
Voor uw toverende wonder-macht
Wordt de ziel van mannen zonder kracht,
En wiens kracht úw kracht ten onder bracht,
Diens gehele ziel wordt éne bede.
Aan het vreedzaam hart rooft gij de vrede,
Maar gij schenkt hem weder, onverwacht –
En wie gij de weelde toe-bedacht,
Van uw blikken, zoo fluweelig-zacht,
Die omspannen zij van lieverlede,
En hij slaakt een langgezuchte klacht,
Doch een vreugderijke juichkreet mede.
U te zien, is schoonheid zelve ontwaren,
En, waar zij op donzige englen-schacht
Nederstrijkt, om zeegnend rond te waren,
Daar versterft de haat, en geurt de zomerpracht
Der liefde…. Donker oog, blijf dikwijls op mij staren!
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.