(wijs: toen onze mop een mopje was)
De dag dat ik geboren werd,
dat is voorwaar een klucht.
Mijn vader die schoot in de lach
mijn moeder liet een zucht.
Mijn vader sprak: “ach lieve heer
dat is een kind in schijn.
Zo’n jongen heb ik nog nooit gezien,
hij is de helft te klein!”
Refrein:
En heddem nie gezien,
da hele kleine kereltje.
En heddem nie gezien,
van sjoem.
Mijn vader en mijn moeder
die bleven niet zo suf,
Die stapte naar de dokter toe
en maakte veel gebluf.
Toen kreeg ik iedere dag
Een ei met spek en wijn,
Maar dat heerlijks hielp niet veel,
want ik bleef veel te klein.
Refrein (als boven)
Toen ik een jaar of zeven was,
toen moest ik al naar school.
En vader ging met mij op stap,
Wat was me dat een jool.
De meester hield zijn buikje vast
En sprak: “ach heertje mijn,
Zoiets heb ik nog nooit gezien,
hij is de helft te klein.
Refrein (als boven)
Maar later toen ik groter werd
‘k was “t wonder van de straat,
De kinderen riepen mij dan na
En ik werd wel eens kwaad.
Ik groeide op voor galg en rad,
werd ziek en leed veel pijn
En toen ik was geopereerd,
was ik de helft te klein.
Refrein (als boven)
Wat later ging ik wandelen
zo na het middagmaal,
Ik was wat moe en stapte toen
Al in een bierlokaal.
Ik bestelde een pot Oranjeboom bier,
maar toen zei de kastelein:
“Och man voor jou tap ik niet,
jij bent de helft te klein.
Refrein (als boven)
En toen ik achttien jaren was
toen ging ik naar de oost.
Ik dacht ,nu maar goed opgepast,
dan wordt ik vast provoost.
De eerst e atjeeêr die ik zag,
Die kneep ik als mosterd zo fijn,
Maar ach mijn lengte viel niet mee,
ik was de helft te klein.
Refrein (als boven)
Toen moest ik voor de ministerraad,
dat was voor mij een eer.
Ik dacht ik haal de grootste graad,
als ik maar solliciteer.
Maar toen ik onder de maatstok kwam,
toen sprak de kapitein:
“Laat die vent toch naar huis toe gaan,
want hij is veel te klein.
Refrein (als boven)
Laatst was ik op een groot festijn,
wat had ik daar een schik.
Daar zat ik naast en lieve vrouw,
zo mollig en zo dik.
Ik tracteerde haar de hele dag
op taartjes, bier en wijn.
Maar toen ik haar naar huis toe bracht,
was ik de helft te klein .
Refrein (als boven)
Ik wilde eens uit wandelen gaan
met een meisje naar mijn zin,
Zo ’s avonds in de maneschijn,
zo passend bij de min.
Maar toen ik sprak: “mijn lieve schat
‘k wil altijd bij je zijn.”
Zei zij “Och mijn beste knul,
je bent de helft te klein.”
Refrein (als boven)
Ik zal nu maar naar huis toe gaan
en eindigen met mijn lied
Want of ik hier nog langer zit,
veel groter wordt ik niet.
En zing nu allen met mij mee,
jij kent nu wel ’t refrein.
En wil je weten hoe ik heet,
‘k ben Jantje van IJsselstein.
Refrein (als boven)
(met 2 personen achter een laken achter elkaar. Een met het hoofd door het laken, de tweede persoon met de armen door het laken waaraan sokken aan de handen en schoenen)
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.