Kroontjespen




U herinnert zich natuurlijk nog de kroontjespen. Dat was een puntig stukje ijzer dat gespleten was. De vorm was zodanig dat er een klein beetje inkt vastgehouden werd. Dat stukje ijzer was aan de bovenkant in een soort half rondje gebogen. Daardoor paste het in een houten penhouder. Dat was een lang stuk hout, veel langer dan van een vulpen, dat rondgeslepen was en dat aan het ene eind in een punt eindigde en aan de andere kant paste daar precies de kroontjespen in. Het metaal was niet al te best en regelmatig was het puntje van de pen afgestompt en dan kon je geen dunne lijnen meer maken. Je moest dan gewoon een nieuwe kroontjespen in de houder doen. Een nieuwe kroontjespen was wat vettig, zodat de inkt er goed in bleef hangen. Dan deed je eerste een beetje spuug op de pen, waardoor het vet wat oploste. Als het stil was in de klas hoorde je de kroontjespennen over het papier krassen.

Iedere schoolbank was voorzien van een klein bakelieten inktpotje met een schuifje. In dat kleine potje goot de meester of juffrouw een beetje (Talens) inkt. Als je ging schrijven moest je de pen in het potje dopen. Dat was nog een hele kunst om dat precies te doen. Als je te diep indoopte viel er een hele klodder inkt van de pen. Om de pen af te vegen had je een inktlap. Dat waren meestal oude lapjes stof die je moeder in rondjes genipt had. Deze ronde stukjes stof werden aan elkaar genaaid met een paar steken die in het midden van het rondje zaten. Voor de sier werd er in het midden aan beide kanten een jasknoop aangenaaid. De rondjes waren meestal van verschillende stof en waren daardoor kleurrijk.

Meisjes met een lange vlecht waren wel slecht af. Als het inktpotje nog vol was werd de vlecht er even ingedoopt. Dat werd dan dus een smerige kliederboel, maar omdat zo’n meisje dat niet in de gaten had, omdat het op haar rug was ontdekte ze dat soms pas veel later.

Schrijven met een kroontjespen was ook niet eenvoudig. Drukte je te zacht dan kwam er geen inkt op het papier, maar drukte je te hard dan viel er een klodder inkt uit en had een vlek op je papier. Daarvoor had je dan weer vloeipapier om de inkt op te zuigen. Als het stukje vloeipapier verzadigd was vielen de gaten erin. Het was ook geen snel drogende inkt. Als je een regel geschreven had drukte je het vloeipapier erop om de ergste inkt weg te halen.

Je schreef eigenlijk niet gewoon, je kalligrafeerde de tekst. Een dunne ophaal als je rechts naar boven ging en een dikke streep als je naar beneden ging. Dat effect bereikte je door harder of zachter op de pen te drukken. Je moest ook met je rechterhand schrijven en je wijsvinger moest recht gehouden worden. Linkshandige kinderen waren daardoor slecht af. Als ze links probeerden te schrijven mocht dat gewoon niet van de meester of de juffrouw. Menig kind heeft daar een frustratie en een slecht handschrift aan overgehouden. Als je de wijsvinger van je rechterhand gebogen hield kwam de meester of de juffrouw langs met een rietje en gaf daarmee een tik op je wijsvinger, zodat je daarna wel naliet om nog eens met een kromme vinger te schrijven. Je was nog maar een kind, dus soms vergat je het weer en schreef je weer met een kromme wijsvinger. Dan volgde er weer zo’n tik.

Maar ja, als je een bladzij netjes geschreven had, kreeg je op die bladzij een mooi stempeltje van een figuurtje, zoals een windmolen, en een stichtelijke tekst zoals “ga zo door!”.

32
De kolenkachel
4
Televisie

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten