Nostalgie



 

Fred Astaire

(klik op de afbeeldingen om ze te vergroten)

Fred Astaire werd op 10 mei 1899 als Frederick Austerlitz jr. geboren in Omaha (Nebraska, VS). Hij was de zoon van Frederick Austerlitz, een Oostenrijkse immigrant die bij een brouwerij werkte en Ann Geilus die van Duitse afkomst was. Hij had een twee-en-een-half jaar oudere zuster, Adele (10 september 1896 – 25 januari 1981).

Adele liet al op jonge leeftijd bij voorstellingen van de dansschool zien dat ze buitengewoon getalenteerd was. Hun moeder droomde van een broer en zus act, iets dat in het variété circuit in die tijd in de mode was. Fred weigerde eerst om danslessen te nemen, maar hij imiteerde met groot gemak de danspassen van zijn zus. Fred leerde wel piano, accordeon en klarinet spelen.

Fred en Adele 1906

Toen vader Frederick plotseling werkloos werd verhuisde de familie in 1904 naar New York om te proberen de kinderen een carrière te laten maken in de showbusiness. Daar gingen beide kinderen naar de dansschool en toen Fred zeven was begon hij samen met zijn zus op te treden in variétévoorstellingen. En ze kregen succes. Ze noemden zichzelf nu Fred en Adele Astaire en traden op als The Astaires. De naam Astaire was afkomstig van een oom met de achternaam L’Astaire.

Een paar jaar later waren ze te oud geworden voor de act die ze brachten en werden ze niet meer geboekt.

Twee jaar bleven ze buiten de schijnwerpers en volgden ze les aan een gewone school in Highwood Park (New Jersey). Maar daarna keerden ze weer terug in het variété circuit met een spetterende nieuwe act. In hun laatste seizoen dat ze variété brachten, ze waren toen nog steeds midden in hun tienertijd, verdienden ze $ 350 per week, een heel bedrag voor die tijd.

In 1917 gingen ze musical werk doen. Vanaf die tijd tot 1932 traden ze op in tien musicalproducties op Broadway en in Londen. Een paar van de producties flopten, maar de meesten waren een enorm succes. Dat gold vooral voor de twee muzikale komedies met  liedjes van George en Ira Gershwin (“Lady, Be Good !” in 1924 en “Funny Face” in 1927) en een revue met liedjes van Arthur Schwartz en Howard Dietz (“The Band Wagon” in 1931).

Fred had de neiging om zichzelf weg te cijferen naast het talent van zijn zuster, die hij aanbad, maar zijn eigen aanleg bleef niet onopgemerkt.

Fred en Adele 1921

In deze fase van zijn carrière raakte Fred in toenemende mate betrokken bij de choreografie van de dansen. Te beginnen met “Lady, Be Good !” had hij solonummers waarvan hij de choreografie bijna helemaal zelf bedacht had.

Adele en man

1932

In 1932 trouwde Adele met de Britse aristocraat Lord Charles Cavendish, die ze tijdens een van hun optredens in Engeland ontmoet had. Ze trok zich na haar huwelijk terug uit de showbusiness. Fred moest het nu alleen doen en hij zocht naar een manier om zijn carrière voort te zetten. Hij kreeg de leidende rol in “Gay Divorce” (1934), een musical met liedjes van Cole Porter. De show was belangrijk voor hem omdat hij hiermee bewees dat hij succes kon hebben zonder zijn zuster. En het hielp ook bij het bepalen van een richting voor van zijn toekomstige film musicals: een luchtige, niet sentimentele komedie, die draaide om een liefdesverhaal van Fred en zijn partner (in dit geval de danseres Claire Luce) en die vrolijk van toon was en vermakelijk, maar met een serieuze ondertoon, vooral als het paar danste. De hit van de musical was “Night and Day”, waarmee hij zijn eerste geweldige romantische duet zong. Hij zag zichzelf echter niet als een romanticus en hij had een hekel aan sentimentele dialogen.

Op 12 juli 1933 trouwde hij met Phyllis Livingston Potter, die uit een van de meest aristocratische families uit Boston kwam en die hem nog nooit op het toneel had zien staan. Ze kregen twee kinderen, een zoon Fred Jr. die in 1936 geboren werd en in 1942 een dochter Ava.

Kort na zijn huwelijk beproefde Fred zijn geluk in Hollywood. Hij kreeg een contract bij RKO, een financieel wankele filmstudio. (volgens een Hollywood legende werd er daarna pas een screentest gedaan, met als resultaat: “Hij kan niet acteren, lichtjes kaal, danst ook”). De RKO studio leende hem korte tijd uit aan MGM waar hij een dansrolletje had in “Dancing Lady” (1933).

Fred en Phyllis

Daarna ging hij filmen voor RKO. Hij stond als vijfde op de affiche van “Flying Down to Rio” (1933) een vrolijke film, waarin hij zijn speelse karaktereigenschappen liet zien, zoals hij dat daarvoor op Broadway gedaan had. “Flying Down to Rio” was een hit en het was duidelijk dat het optreden van Fred in de film in grote mate bijdroeg aan dit succes. Het meest uitbundig werd hij geprezen in het blad Variety van 26 december 1933: Hij is zonder twijfel iemand waarop je kunt wedden voor de toekomst, want hij is absoluut innemend op het scherm, de microfoon is goed voor zijn stem en als danser is hij een klasse apart.” In Hollywood was de boodschap duidelijk. De dunne, kalende, zelfbewuste, romantische tapdanser uit New York was een kaskraker.

Nu kwam Ginger Rogers erbij, een actrice bij RKO die voor de vermakelijke noot meegespeeld had in de film “Flying Down to Rio”. “The Gay Divorcee” (1934), een filmversie van “Gay Divorce”, was de eerste Astaire-Rogers film en de film scoorde nog beter dan “Flying Down to Rio”. Omdat Ginger Rogers geen danservaring had moest ze flink oefenen om het dansen onder de knie te krijgen. Hoewel Fred zijn bedenkingen had om, na zijn zusje, weer aan een ander vast te zitten was dit nieuwe duo direct een enorm succes.

Met de volgende film “Roberta” (1935) vestigden Astaire en Rogers hun naam als de koning en koningin van de RKO filmstudio. Bovendien toonden ze in deze film hun goede ontwikkeling als dansteam.

Ze maakten nog zes films waarmee ze een van de meest legendarische partners werden in de historie van de dans: “Top Hat” (1935), “Follow the Fleet” (1936), “Swing Time” (1936), “Shall We Dance” (1937), “Carefree” (1938) en “The Story of Vernon and Irene Castle” (1939). Voor deze films schreef Fred een serie romantische en speelse duetten en voor zichzelf een aantal imponerende en fantasierijke solo’s. Dat de verhaallijnen van deze films soms wat onwaarschijnlijk zijn kwam omdat Fred wilde dat er in het filmscript een logische reden was voor zijn nummers. Door het spelen met de vrolijke, aandachttrekkende maar soms kwetsbare Rogers, ontwikkelde hij meer diepte in zijn persoonlijkheid op het scherm en uiteindelijk groeide zijn karakter naar volwassenheid.

Astaire en Rogers

Fred had een uitstekende onderhandelingspositie bij de studio, zowel creatief als financieel. De regisseurs kregen de instructie om hem volledig de vrije hand te geven bij zijn dansen en hem net zo veel tijd te geven om te repeteren als hij zelf wilde. Hij had ook geen moeite om de bazen van de studio ervan te overtuigen dat hij een hoger salaris wilde.

Zijn poging in die tijd om een film te maken zonder Rogers, “A Damsel in Distress” (1937) liep niet goed af. Het werd zijn eerste film waar verlies op geleden werd. Eind jaren dertig namen de inkomsten van zijn films met Rogers ook af. Nadat hij een verschil van mening had met de studio over zijn salaris, vertrok hij en maakte daarmee een voorlopig einde aan zijn samenwerking met Ginger Rogers.

De volgende jaren zwierf Fred Astaire van filmstudio naar filmstudio, werkte hij met veel verschillende danspartners, maar het ging hem zowel financieel als artistiek voor de wind. Tussen 1940 en 1946 maakte hij drie films voor MGM, twee voor Columbia, drie voor Paramount en nog één voor RKO, te weten “Broadway Melody of 1940” (1940) met Eleonor Powell, “Second Chorus” (1941) met Paulette Goddard, “You’ll Never Get Rich” (1941) en “You Were Never Lovelier” (1942) met Rita Hayworth, “Holiday Inn” (1942) met Virginia Dale and Bing Crosby, “The Sky’s the Limit” (1943) met Joan Leslie, “Yolanda and the Thief” (1945) en “Ziegfeld Follies” (1945-1946) met Lucille Bremer en “Blue Skies” (1946) met Joan Caulfield en Bing Crosby.

Al deze films zijn komedies en de eersten hebben dezelfde dwaze zorgeloosheid van zijn eerdere films met Ginger Rogers. Maar er werd naar een andere benadering gezocht. “The Sky’s the Limit” is een zwarte komedie over de invloed van de Tweede Wereldoorlog op het leven en de liefde. In “Ziegfeld Follies” is er een weelderige rijkdom en hebben zijn nummers een beetje scherpe kantjes.

In 1946 besloot Fred zich terug te trekken uit de filmwereld. Zijn films hadden een run op de dansscholen veroorzaakt. Aangemoedigd door zijn vrouw en de vele verzoeken die hij per brief ontving, besloot hij om een keten aan dansscholen onder zijn eigen naam op te zetten, The Fred Astaire Dance Studios. Het werd een groot succes.

In 1947 keerde Fred terug naar de film. Vanaf die tijd werden er tussen 1948 en 1957 tien Astaire films uitgebracht, waarvan zeven bij MGM.

“Easter Parade” (1948) met Judy Garland was een enorme hit. Door ziekte van Garland werd ze in zijn volgende film “The Barkleys of Broadway” (1949) vervangen door Ginger Rogers. Daarmee kwam het totale aantal films van het koppel Astaire/Rogers op tien. De meeste van zijn partners in zijn latere musical films waren getrainde ballerina’s, Vera-Ellen in “Three Little Words” (1950) en “The Belle of New York (1952), Cyd Charisse in “The Band Wagon” (1953) en “Silk Stockings” (1957), Leslie Caron in “Daddy Long Legs” (1955) en Audrey Hepburn in “Funny Face” (1957). Voor de afwisseling was daar Jane Powell, een zangeres en actrice, in “Royal Wedding” (1951) en Betty Hutton, een comédienne, in “Let’s Dance” (1950).

Deze periode in zijn leven werd gekenmerkt door een persoonlijk drama. Zijn vrouw Phyllis stierf op 46-jarige leeftijd, op 13 september 1954, aan de gevolgen van kanker.

Tegen het eind van de jaren vijftig was het tijdperk van de klassieke Hollywood musical voorbij. De inkomsten namen af en de kosten voor het maken van dergelijke films stegen, de concurrentie met de televisie nam toe en de populaire muziek was in het tijdperk van de Rock ’n Roll beland.

Onverschrokken sloeg Fred Astaire een andere weg in. Hij werd erg succesvol met televisiewerk, met eigen shows of gastoptredens in andere shows. Hij produceerde van 1958 tot en met 1968 vier zorgvuldige gemaakte musical specials. Voor elk daarvan ontving hij een Emmy. Voor de specials werkte hij nauw samen met Barrie Chase, een lenige jonge danser, die een klein rolletje had gehad in twee van zijn films uit de jaren vijftig.

In 1968 verscheen Fred in een nieuwe musical film als de knorrige, getikte man, “Finian’s Rainbow”. In 1970 trad hij als gastheer op bij twee films “That’s Entertainment” die een verzameling waren van stukken uit oudere films als eerbetoon aan de verdwenen gouden tijd van de musical films.

Hij verkende ook andere wegen. Hij verbrak de Hollywood traditie en schreef eigenhandig zijn eigen biografie (in handschrift). En hij probeerde het met gewone acteerrollen in films en ook dat werd een geweldig succes.

Towering Inferno

In de films speelde hij een mensenhatende wetenschapper in “On the Beach” (1959), een charmante playboy in “The Pleasure of His Company” (1961), een diplomaat in “The Notorious Landlady” (1962), een Brits geheim agent in “The Midas Run” (1969), een zwendelaar in “The Towering Inferno” (1975) en “The Amazing Dobermans” (1976), een plattelandsdokter in “The Purple Taxi” (1977) en een moordenaar die last had van zijn geweten in “Ghost Story” (1982).

 Ook op televisie speelde hij een aantal rollen, meestal vriendelijke karakters, in drama specials en series.

Fred was zijn hele leven verzot op paardenraces. Toen hij begin de tachtig was maakte hij de 37-jarige Robyn Smith het hof, een jockey die geen van zijn films gezien had. Op 27 juni 1980 traden ze in het huwelijk.

Op 22 juni 1987 overleed hij, 88 jaar oud, aan de gevolgen van een longontsteking. Hij ligt begraven op het Oakwood Memorial Park Cemetry in Chatswood (Califirnië). Op zijn graf staat” “Fred Astaire, I will always love you my darling. Thank you”.

 Kijk en luister naar Fred Astaire

(TIP: mocht uw internetverbinding niet snel genoeg zijn, klik dan links onder op II)

(er ontstaat dan een driehoekje met de punt naar rechts)

(laat u het filmpje downloaden en klik dan op het driehoekje)

 

Flying Down to Rio

 

The Gay Divorcee

 

Top Hat 1

 

Top Hat 2

 

Follow The Fleet

 

Swing Time

 

Shall We Dance

 

Carefree

 

The Story of Vernon and Irene Castle

 

Ziegfeld Follies

 

The Barkleys of Broadway

 

Funny Face

 

The Towering Inferno

 

Geraadpleegde bronnen o.a.:

Allsands

American National Biography Online

Answers

Biography

IMDb

Movies Yahoo

Starpulse

The kennedy Center

Wikipedia

Terug naar Nostalgie


We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten