Beroemdheden4



Mata Hari

Matahari1.jpg (8279 bytes)  matahari6.jpg (31653 bytes)

(klik op de figuren om ze te vergroten)

Haar werkelijke naam was Margaretha Geertruida Zelle (roepnaam Margreet) en zij werd op 7 augustus 1876 geboren in Leeuwarden. Ze was de oudste dochter van het gezin. Haar vader was handelaar in hoeden en petten. Doordat haar vader met succes in olie had gespeculeerd was het gezin niet onbemiddeld. Daardoor kon ze ook een goede opleiding volgen. Ze ging eerst naar een Standenschool voor Meisjes en later naar de Middelbare Meisjes School (MMS).

In 1889 kwam het bedrijf van haar vader echter in financiële moeilijkheden en ging failliet. Haar vader verliet het gezin en vetrok naar Den Haag. In 1890 scheidden haar ouders en op 10 mei 1891 overleed haar moeder.

Na de dood van haar moeder werd Margreet onder voogdij geplaatst van een oom in Sneek. Deze liet haar een opleiding voor kleuterleidster volgen in Leiden. Dit werd echter geen succes en op haar zeventiende jaar ging ze bij een oom in Den Haag wonen. In de krant “Het Nieuws van den Dag” las ze in 1895 een huwelijksadvertentie van de bijna 20 jaar oudere Rudolph McLeod. Rudolph was een KNIL-officier die op ziekteverlof was in Nederland. Margreet viel voor zijn status als officier. Al vier maanden na hun eerste ontmoeting op 11 juli 1895, Margreet was nog maar 19 jaar oud,  trouwden ze. In 1897 vertrok Rudolph met zijn gezin terug naar zijn standplaats in Nederlands-Indië. Intussen was hun zoon Norman John geboren en in 1898 werd hun dochter Jeanne Louise geboren. Beiden stierven al op jonge leeftijd. Norman werd vergiftigd, waarschijnlijk als wraak van haar geliefde op de baboe (kinderoppas) van het gezin. Het huwelijk tussen Margreet en Rudolph ging heel slecht omdat bleek dat ze eigenlijk totaal niet bij elkaar pasten. In 1902 vetrokken ze daarom weer terug naar Nederland. Nog in datzelfde jaar volgde een “scheiding van tafel en bed” (de definitieve ontbinding van het huwelijk vond plaats op 10 juni 1907). Margreet woonde nog een korte tijd in Amsterdam en Den Haag, maar ze besloot al vrij snel om haar geluk in Parijs te beproeven. Ze had er een baantje bij het circus als paardrijdster en werkte er ook als schildersmodel. Omdat Parijs niet bracht wat ze ervan verwachtte keerde zij weer terug naar Nederland. In 1904 vertrok ze echter opnieuw naar Parijs om te kijken of ze deze keer wellicht met dansen voldoende zou kunnen verdienen.

Ze ging optreden in de salon van Madame Kiréevsky. Al vanaf het begin had zij groot succes. Haar optreden als een mengeling van een exotische en erotische danseres viel zeer in de smaak bij het publiek uit die tijd. Haar grote doorbraak kwam toen ze op 13 maart 1905 in het Musée Guivet, het museum voor Oosterse kunst, optrad onder de naam Mata Hari (dat is Maleis voor “oog van de dageraad” oftewel de zon). Voor dit doel was de bibliotheek van het museum omgetoverd tot een quasi-Indische tempel, compleet met een bronzen beeld van de god Siwa. Voor een zeer select gezelschap danste zij op de klanken van een oosters orkestje, gekleed in niets anders dan een sarong en een met juwelen versierde bustehouder. Al dansend ontdeed ze zich één voor een van haar veelkleurige sluiers. Aan het eind van de dans was ze geheel naakt en vlijde ze zich neer voor het beeld van Siwa. Vier Indische danseresjes bedekten haar vervolgens met een gouden laken. Mata Hari stond op, trok het laken om zich heen en verdween onder luide bijval van het publiek. En niet alleen het publiek was laaiend enthousiast, ook de pers. De “La Presse” schreef: “Niemand heeft het ooit aangedurfd om zo, trillend van extase en zonder sluiers, voor de god te treden, met zulke schone gebaren, zo gedurfd en toch zo kuis! Zij is een najade, een zuster van de nimfen, en een walkure, gecreëerd om mannen en wijzen naar hun ondergang te voeren” en “Mata Hari acteert niet alleen met haar voeten, armen, ogen, mond en felrode nagels. Mata Hari, die door geen kleren wordt belemmerd, speelt met haar hele lichaam. En als de goden onbewogen blijven na haar offer van schoonheid en jeugd, dan schenkt zij hun haar liefde, haar kuisheid”. En ook “Le Matin” schreef de volgende dag: “Mata Hari, de oosterse danseres, riep de ceremoniën die Visjnoe, Indra en Sjiva dierbaar waren, op een wonderbaarlijke wijze op en danste “Het gedicht van de prinses en de betoverde bloem”, een “oorlogsdans van Soembramaja” en “die prachtige toverformule van Sjiva” die reizigers uit India zo dikwijls beschreven hebben”.

Haar roem nam vanaf dat moment mythische vormen aan. En die roem bereikte ook Nederland. De Nieuwe Rotterdamsche Courant stuurde een verslaggever naar Parijs en die typeerde haar als “een lang en slank, chic jong meisje, mooi, donker, interessant, levendig”. Haar roem bracht haar in contact met vele hooggeplaatste personen uit artistiek, militair en politiek milieu. Velen van hen waren haar minnaars. Ze ging ook buiten Frankrijk optreden, zoals in Duitsland, Spanje, Oostenrijk en Monte Carlo. Een van de hoogtepunten was haar optreden als Venus in de operatempel, het Scala, in Milaan.

In Parijs kreeg ze steeds meer concurrentie van (jongere) danseressen die haar nadeden. Daarom besloot ze om een andere wending aan haar carrière te geven door als danseres op te treden in toneelstukken en opera’s. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 trad ze op in het Metropol Theater in Berlijn. Maar ze werd als buitenlander gelijk ontslagen en vetrok met spoed naar Nederland. Omdat ze alles achter moest laten was ze vrijwel berooid. Ze vestigde zich in Den Haag. De toen al 38-jarige Mata Hari trad nog een aantal malen als danseres op, maar zonder al te veel succes.

Ze vond het kleine Nederland maar saai en ze verlangde naar Parijs en haar jonge minnaars. Ze besloot toen om per boot via Engeland en Spanje naar Frankrijk te gaan. Vanwege de oorlog was deze omweg nodig. Vlak voordat ze vertrok kreeg ze bezoek van de Duitse consul Karl Cramer. Hij bood haar 20.000 Franc aan om in Frankrijk voor de Duitsers te gaan spioneren. En dat aanbod accepteerde ze, domweg omdat ze vond dat ze door haar ontslag in Berlijn wel een genoegdoening verdiende voor het verlies van haar vermogen. En zo werd ze agent H 21 die werkte voor de Duitsers. In december 1915 vertrok ze per boot naar Engeland. Eenmaal in Engeland aangekomen werd ze verschillende malen ondervraagd door de militaire autoriteiten en Scotland Yard. Ze konden haar echter niets ten laste leggen en ze mocht weer vertrekken. Niettemin stuurde Scotland Yard een geheime brief naar de Franse autoriteiten in Le Havre, waarin ze als ongewenst persoon in Engeland en volstrekt onbetrouwbaar werd aangeduid. En daarmee was de aandacht van de Franse autoriteiten op haar gevestigd.

Ze reisde vervolgens via Madrid naar Frankrijk. Doordat de Franse veiligheidsdienst, na ontvangst van de brief van Scotland Yard, besloten had om haar de toelating tot Frankrijk te ontzeggen werd ze aan de grens niet toegelaten. Maar met de hulp van de bevriende ex-ambassadeur, Jules Camben, lukt het haar uiteindelijk toch om Frankrijk binnen te komen.

Pas in mei 1916 arriveerde zij in Parijs. Ze ontmoette daar een nieuwe liefde, de Russische officier Vadime de Massloff. Hij was gelegerd in Vittel en daar wilde zij hem graag bezoeken. Als buitenlandse had ze echter een speciaal pas nodig om dit militaire gebied in te mogen. Dit ging ze aanvragen bij het Militair Bureau voor Buitenlanders. In datzelfde gebouw was echter ook de Franse contraspionagedienst gevestigd. En op de een of andere manier (de verhalen daarover lopen uiteen) kwam ze daar in contact met de chef van de Franse contraspionage, Georges Ladoux. Ondanks de waarschuwingen van Scotland Yard dat zij onbetrouwbaar was, stelde hij haar voor om voor een bedrag van 1.000.000 Franc voor Frankrijk te gaan spioneren bij de Duitsers. Natuurlijk vertelde ze niet dat ze al door de Duitsers gerekruteerd was. Ze kreeg het pasje om De Massloff  in Vittel te bezoeken. Tijdens dat bezoek vroeg hij haar ten huwelijk en bij terugkeer in Parijs stemde ze toe om inderdaad voor de Franse spionagedienst te gaan werken. Het bedrag dat ze kreeg was namelijk zo groot dat ze, samen met haar geliefde, het mooie en rijke leventje dat ze had gehad zou kunnen voortzetten zonder daar ooit nog voor te moeten werken. En daarmee werd ze dus dubbelspionne.

Met Ladoux werd afgesproken dat ze via Spanje naar Nederland zou reizen om daar op verdere instructies van de Fransen te wachten. Tijdens een tussenstop in Engeland werd zij op 14 november 1916 echter opnieuw aangehouden. Gedurende drie dagen werd zij ondervraagd door MI5 en Special Branch. De aanhouding was eigenlijk een vergissing want de Engelsen hielden haar voor de Duitse spionne Clara Benedix. Tijdens haar verhoor gaf zij aan dat ze voor de Franse geheime dienst werkte. De Engelsen geloofden haar niet maar namen toch contact op met de Fransen. En in overleg werd besloten dat ze niet door zou reizen naar Nederland maar teruggestuurd zou worden naar Madrid. Daar kwam ze op 11 december 1916 aan. Ze wachtte op verdere instructies van Ladoux, maar toen die uitbleven besloot ze om dan zelf maar wat te ondernemen. Ze maakte contact met de Franse kolonel Danvignes die eveneens in Madrid verbleef en met de Duitse militaire attaché Arnold von Kalle. Ze begon een verhouding met Von Kalle en probeerde informatie uit hem te krijgen. En als spionne die voor de Duitsers werkte moest ze Von Kalle ook de nodige informatie verstrekken. Von Kalle gaf haar alleen waardeloze informatie. Intussen was het bij de Franse geheime dienst bekend dat Mata Hari zich in Madrid omringde met militaire kopstukken van verschillende nationaliteiten. Na haar terugkeer naar Frankrijk  weigerde Ladoux Mata Hari het beloofde geld uit te betalen. Haar verweer was dat ze aan Von Kalle alleen maar feiten die ze in de Franse krant gelezen had doorgaf werd niet geloofd. Intussen stuurde Von Kalle allerlei informatie naar Berlijn die hij van Mata Hari ontvangen had. Dit met de kennelijke bedoeling om deze informatie door de Fransen te laten onderscheppen en zo Mata Hari buiten spel te zetten. Bovendien bleek dat de informatie die ze aan Danvignes had doorgespeeld, nooit in Parijs aangekomen was. Dom was natuurlijk dat ze eigelijk zonder instructie vanuit Parijs op eigen houtje geopereerd had.

Op 13 februari 1917 werd Mata Hari gearresteerd en vastgezet in de Saint-Lazare gevangenis. Het vooronderzoek naar wat ze precies gedaan had werd geleid door Franse kapitein Pierre Bouchardon. Na langdurige verhoren gaf ze toe dat ze agent H 21 was van de Duitsers. Maar ze gaf nooit aan wie haar contacten of opdrachtgevers waren. De Fransen wilden haar hoe dan ook veroordelen. Wat volgde was een schijnproces voor een militair tribunaal. De aan haar toegewezen advocaat, Edouard Clunet, was een advocaat die tot op dat moment alleen burgerzaken gedaan had en nog nooit bij militaire processen de verdediging had gevoerd. De jury van zeven personen waren allen lid van de permanente krijgsraad en door de militaire gouverneur persoonlijk aangesteld. Zelf hield Mata Hari vol dat ze onschuldig was. Met de woorden: “Ik houd van officieren, ik ga graag met hen naar bed. Ik vind het interessant om de verschillende nationaliteiten met elkaar te vergelijken”, verdedigde ze zich tegen haar aanklagers, die haar verweten dat ze veel sliep met officieren en dat ze daarom wel een spionne moest zijn. Ze werd echter op alle ten laste gelegde punten schuldig bevonden en ter dood veroordeeld. Een gratieverzoek van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken werd door de Fransen afgewezen. Op 15 oktober 1917 (ze was toen 41 jaar) werd het doodvonnis voltrokken door een vuurpeloton op een militair oefenterrein even buiten het kasteel van Vincennes. Ze weigerde om een blinddoek voor te doen en op het moment dat het vuursalvo klonk sloeg ze haar ogen niet neer.

De archieven die MI 5 over haar had zijn op 26 januari 1999 openbaar gemaakt. Daaruit blijkt dat ze maar een uiterst geringe rol gespeeld heeft bij de spionage voor de Duitsers. De archieven over haar van de Franse geheime dienst worden pas in 2017 openbaar. Uit de delen van de verhoren die al door sommige mensen is ingezien is niet duidelijk of ze nu schuldig was aan dubbelspionage of niet.

Er staat een standbeeld van haar in Leeuwarden en er werden twee films over haar leven gemaakt, in 1932 met Greta Garbo in de hoofdrol en in 1965 werd zij gespeeld door Jeanne Moreau.

Het feit dat veel van de verhalen over haar verzonnen zijn en dat ze als naaktdanseres tevens dubbelspionne was heeft veel aan haar mythevorming bijgedragen. Er bestaat in Nederlandse een Mata Hari stichting die blijft aandringen op een heropening van het proces. Volgens de stichting bestaat de kans nog altijd dat ze onschuldig is veroordeeld.

Terug naar Nostalgie


Han Hollander

hollander3.jpg (18506 bytes)  hollanderWillydenOuden.jpg (37435 bytes)

(rechts met zwemster Willy den Ouden)

(klik op de plaatjes om te vergroten)

Hartog Hollander (roepnaam Han) werd op 5 oktober 1886 geboren in Deventer. Op zijn geboortehuis in de Walstraat in Deventer is een plaquette aangebracht waarop staat dat hij daar geboren is. Het gezin was joods en had acht kinderen. Zijn vader was uitdrager van beroep. Niettemin ging Han naar de HBS in Deventer. In 1902 richtte hij samen met anderen de amateur voetbalclub Go Ahead op. De naam werd door Hollander bedacht. Vanaf dat moment speelde hij voor deze club.

Na zijn HBS-opleiding trad hij op 26 september 1904 in dienst van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (nu de NS). Daar vervulde hij verschillende administratieve functies.

Op 24 juli 1912 (hij was toen 25 jaar oud) trad hij in het huwelijk met Leentje Smeer. Uit het huwelijk werd een dochter geboren.

Voor de spoorwegen vestigde hij zich in Amsterdam. In 1921 nam hij ontslag en ging werken bij De Telegraaf als plaatsvervangend chef van de sportredactie. Deze functie vervulde hij tot aan de Tweede Wereldoorlog.

Zijn radiocarrière begon op zondagmiddag 11 maart 1928. De minister had aan de AVRO toestemming gegeven om de voetbalwedstrijd Nederland-België (of Holland-België zoals het toen nog heette), rechtstreeks uit te zenden vanuit het Olympisch stadion. Willem Vogt was toen directeur van de AVRO en hij kende Hollander nog van uit zijn militaire diensttijd. Bovendien wist hij dat Hollander enthousiaste voetbalverslagen in De Telegraaf schreef. Daarom vroeg Vogt aan Hollander of hij het verslag voor de radio wilde doen. En Hollander stemde ermee in. Op het dak van het Olympisch Stadion werd een reportagehokje gebouwd. Door de geweldige manier van verslaggeving door Hollander werd de uitzending een enorm succes. Een plaquette in het Olympisch Stadion, met onder het hoofd van Hollander de tekst “Ter herinnering aan Han Hollander. De eerste radioreporter, die een verslag gaf van een interland-voetbalwedstrijd in het Amsterdamse Stadion (Nederland-België 11 maart 1928)”, herinnert nog steeds aan deze gebeurtenis.

hollanderophetdak.jpg (74927 bytes)

Met Willem Vogt op dak Olympisch Stadion

(klik op figuur om te vergroten)

Overigens schreef Ir. Ad van Emmenes in zijn boek “Gouden voetbaljaren. Een halve eeuw sportjournalistiek” uit 1975 dat dit niet helemaal waar is. Op 12 juni 1927 werd in Kopenhagen Denemarken-Nederland gespeeld. Op de radio verklaarde een onbekende mannenstem opeens dat hij een telegram van de hoofdconsul van de NVB (Nederlandse Voetbal Bond) had ontvangen en dat de heer Herberts van deze organisatie om de vijf minuten voor de microfoon zou spreken. “Hilversum zal voor doorzending zorgdragen en dan, zo nodig, de Hawaianmuziek stopzetten”, aldus de stem. De luisteraars konden van deze flitsen maar weinig verstaan. Het was ook nog maar een experimentele uitzending. De stem was echter niet van de heer Herberts maar van de latere AVRO directeur Vogts, de man die Hollander vroeg voor de eerste echte uitzending.

Hollander was een enthousiast, maar ook kundig verslaggever. Hij wist de sfeer van de wedstrijd en van de mensen op de tribune als het ware in de huiskamer te brengen. Daardoor was hij zelfs populair bij niet sportliefhebbers. Hij gebruikte beeldend taalgebruik, in de trant van: “Daar komen de heren op het veld” .. “Voorzet van links, kopbal van Bakhuys, aaaai, over de lat.” “Ja dames en heren, uit een mooie pass van Van Heel, scoorde Andriessen op eminente manier.”

Vanaf 1930 had Hollander ook nog een wekelijks sportpraatje voor de AVRO radio.

Naast voetbal, ging Han Hollander ook andere sportevenementen voor de radio verslaan. Vanaf 1 augustus 1936 vonden de beruchte Olympische Zomerspelen van Berlijn plaats, waarbij Hitler en de nazi’s een prominente rol speelden. Het Nederlands Olympisch Comité stuurde zo’n 150 sportmensen naar deze nazi-Olympiade. Er werd verslag van gedaan door kranten en filmjournaals. En (de jood) Han Hollander deed er rechtstreeks verslag van voor de AVRO radio. Vanwege zijn positieve bijdrage aan deze Olympische Spelen kreeg hij later een door Hitler ondertekend certificaat toegestuurd.

Op 22 mei 1938 werd Hollander nog gehuldigd ter ere van de vijftigste uitzending van een voetbalinterland.

In 1940 brak de Tweede Wereldoorlog uit. Op 15 mei, de dag na de capitulatie, mocht de AVRO van de Duitse bezetter al weer uitzenden. De uitzending werd zelfs afgesloten met het Wilhelmus. Vanaf 20 mei 1940 mochten de omroepen weer hun reguliere uitzendingen hervatten, zij het onder strikte regels. Op 21 mei en kort daarna ontsloeg Willem Vogt, de directeur van de AVRO, veel joodse medewerkers. Daaronder was Han Hollander. Vogt nam dit besluit in overleg met het bestuur van de AVRO en de programmaleider. De reden zou zijn dat de programma’s steeds verder ingekort moesten worden omdat de zenders steeds vroeger gesloten werden, er meer nieuws moest worden uitgezonden en er steeds meer zendtijd door de Duitsers gevorderd werd. De door Hollander gepresenteerde sportrubriek kwam in zijn geheel te vervallen omdat er geen sportevenementen meer waren.

Voor de laatste maal hield Han Hollander zijn sportpraatje op 16 mei 1940. Hollander zag er de noodzaak niet van in om onder te duiken. Hij vertrouwde erop dat het certificaat dat, na de Olympische Spelen in Berlijn, door Hitler ondertekend was, hem voldoende zou beschermen. In 1942 werd hij echter met vrouw en kind weggevoerd naar het Judendurchgangslager Westerbork. Door zijn enorme populariteit werd hij door de bewakers wel op een bijzondere manier behandeld. Hij verbleef niet echt in het kamp, maar in de barakken van de bewakers die buiten het kamp stonden. Het verhaal gaat dat zijn vrouw een onvoorzichtige opmerking maakte, waarna de familie op transport gesteld werd naar Sobibor in Polen. Daar zijn ze allen omgekomen. Op 9 juli 1943 stierf Han Hollander, op 56-jarige leeftijd, in Sobibor door ondervoeding en uitputting.

Met Han Hollander begon eigenlijk de echte sportverslaggeving via de ether. Anderen volgden hem na, zoals Dick van Rijn, Jan Cottaar, Leo Pagano, Bob Spaak, Barend Barendse, Henk Terlingen, Koos Postema, Theo Koomen, Mart Smeets… Allen waren of zijn ze in staat om de spanning van wedstrijden over te brengen op het publiek.

Op het hoogtepunt van zijn roem nam Han Hollander ook nog een aantal grammofoonplaten op. Hieronder volgen twee van die liedjes, waarvan de tekst niet helemaal volledig is. Maar het geeft in elk geval een prima indruk.

Het zwemlied (tekst Pieter Goemans)

Een stipje op de wereldkaart is onze kleine natie

Toch worden we op sportgebied door ieder land geacht

Door luchtvaart en door voetbalsport, maar ook door de prestatie

Van ’t zo roemruchtig zwemmend deel, van ’t sterke zwakgeslacht

Wat maakten in de laatste tijd de Nederlandse vrouwen

De Nederlandse sportnaam weer bij iedereen bekend

Wat wisten ze, al zwemmend, onze driekleur hoog te houwen

Wat zijn ze meesteressen van ’t vochtig element

 

Refrein:

Zwemmen is ons leven, zwemmen onze lust

Nooit wordt door ’t water wedstrijdvuur geblust

Laat ons zwemmend streven, man zowel als vrouw

Nieuwe glans te geven, Neerlands rood-wit-blauw

 

’t Was eens (??) Marie Baron en thans weer Will den Ouden

Ze is toch met Rie Mastenbroek de ster van deze sport

En duiken ze in ’t water, kan geen sterveling ze houden

Thans stellen ze om beurten weer een splinternieuw record

Het hele volk heeft diep respect voor hare sterke armen

De zwemkampioene zelf is door die opspraak niet gegriefd

We roemen, naast haar krachten, evenzeer haar charme

Wanneer ze, als een zeemeermin, de koele golven klieft

 

Refrein

 

Ons landje is een waterland, het lokt de mens tot zwemmen

We voelen ons in badkostuum haast allemaal gelijk

In ’t heerlijk frisse water kan geen crisis ons beklemmen

We zetten voor een poosje alle zorgen aan de dijk

Het zwemmen zit ons in ’t bloed, we duiken duizend malen

We duiken in ’t zwembassin, in ’t meer of in de zee

Wat is er beter denkbaar zo je hart eens op te halen

En daarom zingt, wie zwemmen kan, dit zwemrefreintje mee

 

Refrein

 

 

Wij zijn niet bang (tekst Pieter Goemans)

 

Ze kruipen met z’n allen bijna in de radio

Zo’n zondagmiddag, voor een interland

’t Is plotseling gedaan met crisis, politiek en zo

De voetbaltoon beheerst nu ’t verstand

Men ziet verlangend naar ’t moment dat de verbinding komt

Daar, plots’ling, hoort men een bekend geluid

En als de laatste klanken van ons volkslied zijn verstomd

Dan rolt ’t schel de luidspreker al uit

 

Dus (??) nu om ’t (??)

Fluks naar ’t doel gesneld

Ze trappen zich wat los

Nou winnen wij de toss

En Wim brult al: “Hoera”

“Je kop dicht”, moppert pa

De scheidsrechter, die fluit

Daar gaat ‘ie dan, vooruit

We hebben wind in rug

Dat scoort nog eens zo vlug

En Wimpie, die trapt mee

De divan ligt in twee

Maar pa die merkt ’t op

’t Kost Wim een vrije schop

Die op ’t aller laatst

Zeer zuiver wordt geplaatst

En eventjes daarna

Schopt ma de scheen van pa

Van louter vreugd’ en jool

Want Holland maakt een goal

En de familie, rond de radio, geniet

Met stemverheffing plegen zij dit voetballied

 

Refrein:

Wij zijn niet bang

Om achter een voetbal aan te sjouwen

Wij zijn niet bang

Op onze jongens kan je bouwen

Ons kranig Hollands elftal is niet te verslaan

Zolang er zulke keien voor de doelmond staan

 

Van Nelle is er als de weerlicht met de bal vandoor

Vooruit nou Welp, neem ’t leder op je voet

Een prachtig staaltje samenspel van spil en middenvoor

Het voetbalspelen zit hen in ’t bloed

En keihard schopt Van Bakhuys, ai…, precies tegen de lat

En Wimpie schreeuwt of je nog peultjes lust

Ik wed met jullie, zegt ie hevig opgewonden, dat

De stand voor ons 3-0 wordt, voor de rust

 

Maar pa zegt: “Let nou op

Daar komt een vrije schop

Voor ’t Nederlandse doel”

Hij siddert op z’n stoel

Ma zegt: “Doe niet zo gek

We hebben een reuze back”

“Wat jou betreft”, zegt pa

“Zeg ik volmondig ‘ja’ ”

Hands wordt geconstateerd

Maar Wimpie protesteert

Pa commandeert: “Nou stop

Of ik leg m’n hands d’r op”

“Da’s vals”, zegt Wimpie snel

“Want ik blijf buitenspel”

Wat wordt er nou gedaan

Die sluwe Benny Kaan

Beraamt een overval

Hoera, hij krijgt de bal

Jaagt langs de vleugel voort

Alweer een punt gescoord

En de familie, rond de radio, geniet

Met stemverheffing plegen zij dit voetballied

 

Refrein

Terug naar Nostalgie


Theo Koomen

Koomen2.jpg (4468 bytes) koomen1.jpg (17824 bytes)

(klik op de figuren om ze te vergroten)

Theodorus Wilhemus Koomen (roepnaam Theo) werd op 20 mei 1929 geboren in Wervershoof (NH). Hij groeide op in een kinderrijk streng rooms-katholiek gezin. Zijn vader was groenteboer. Als klein jongetje verkondigde hij al dat hij priester wilde worden. Hij hield preken voor een speelgoedaltaar en aan de klanten in de winkel vertelde hij dat hij paus Theodorus de eerste zou worden. In september 1942 ging hij, op dertienjarige leeftijd, studeren aan het seminarie St. Paul in het Limburgse Arcen. In 1947 moest hij deze studie voor priester afbreken omdat bij hem TBC geconstateerd was. Daarvoor verbleef hij jarenlang in een sanatorium in Beek (Gld).

Achteraf beschouwde hij zijn vijf jaar op het seminarie als de ongelukkigste uit zijn leven. Het celibatair leven zou ook niets voor hem geweest zijn. Later zij hij daarover”: “Mijn leven begon pas toen ik tweeëndertig was en ze zullen potverdomme wéten dat ik aan het inhalen ben. Dat zal ik ze laten zíén en horen.”

Nadat hij uit het sanatorium ontslagen was, werd hij in 1952 leerling journalist bij het Noordhollands Dagblad. In 1959 werd hij er chef van de sportredactie.

Intussen was hij op 13 september 1956 getrouwd met Maria Geertruda Langedijk. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. Na zijn dood is het algemeen bekend geworden (wat intimi al wisten) dat hij verhouding had met de tweelingzus van zijn vrouw Janny. Uit deze verhouding werd een dochter (Netty) geboren.

KoomenDochter.jpg (9249 bytes)

In 1961 vertrok hij naar De Volkskrant. En voor deze krant ging hij al snel de Ronde van Frankrijk verslaan. In 1966 stapte hij over naar de KRO radio. Van het sportprogramma “Goal” maakte hij een veelbeluisterd programma. Voor deze omroep en, later ook voor andere omroepen, versloeg hij de grote wielerevenementen, schaatswedstrijden en voetbal. Zijn verslaggeving werd vooral gekenmerkt door een groot enthousiasme, doorspekt met woorden als “fantaaaastisch” of dramaaaatisch”.  Door zijn enthousiasme voelde het aan alsof je zelf bij de wedstrijd aanwezig was en dat maakte hem zeer geliefd bij het publiek.

Theo had echter een handicap. Hij was kleurenblind. Andere verslaggevers hadden vaak genoeg aan de houding van een wielrenner en de kleur van het shirt om te zien we het was. Voor Theo was alles grijs en bovendien had hij nog een extra handicap die niet bij alle mensen die kleurenblind zijn voorkomt, het beeld dat hij zag was ook vertekend. Daarom begon hij wat hij zag min of meer te omschrijven en op den duur nam hij het met de waarheid niet altijd even nauw. Hij verhief het omschrijven tot een kunst. En zijn enthousiasme was aanstekelijk.

Van 1973 tot 1976 werkte Theo Koomen voor de Televisie Radio Omroep Stichting (TROS), waarbij hij onder meer als presentator van het televisiespelprogramma “Een gulden de man” fungeerde. Dit werd echter geen success. Na een freelanceperiode van vier jaar accepteerde hij in 1980 een vast dienstverband bij de Nederlandse Omroep Stichting (NOS).

Eigenlijk was Theo Koomen meer een radioman dan een televisieman. Bij de televisie kon de kijker hetzelfde zien als Theo en omdat ze hetzelfde zagen hoefde hij eigenlijk ook niet zoveel te zeggen. Maar dat kon Theo natuurlijk niet laten. Bovendien maakte hij ook wel eens fouten, die voor een radioluisteraar gecamoufleerd konden worden, maar die voor de televisiekijker direct zichtbaar waren.

Theo speelde ook een hoofdrol, voor iedereen herkenbaar, als de razend enthousiaste verslaggever in de strip Appie Happie die destijds in veel kranten verscheen: Theo Hi-Ha Toomenloos

Over Theo Koomen doen vele verhalen de ronde.

Schaatsen

Toen Piet Kleine in 1976 allround schaatskampioen werd, sloeg hij uit puur enthousiasme de ruit van zijn commentaarhokje stuk.

Bij een wereldkampioenschap schaatsen voor vrouwen maakte hij eens een verschrikkelijke vergissing. Vanaf de start van de 3.000 meter haalde hij de vrouwen door elkaar, en riep daardoor de verkeerde tot winnaar en tevens wereldkampioene uit. Nadat hij enthousiast verslag gedaan had van de wedstrijd schakelde hij over naar zijn collega Heinze Bakker die zich op het ijs bevond en een interview moest houden met de wereldkampioene. En omdat Bakker de winnaar natuurlijk niet met de verkeerde naam kon aanspreken en de kijkers natuurlijk ook zagen wie het was, viel Theo direct door de mand.

Voetbal

Voor de NOS radio zou hij eens een sfeerbeeld uit Rome verzorgen, omdat Ajax daar speelde. Maar hij miste zijn vliegtuig en dus was dat niet mogelijk. Hij belde met de producer van het programma, George Tor en vroeg of ze niet iets konden verzinnen. En Thor werkte mee en zei dat hij gewoon moest doen of hij in Rome was en dan zou hij achtergrondgeluiden van de straat en schreeuwende supporters laten horen. En zo gebeurde het. Bij Theo thuis in Wervershoof ging ’s avonds de telefoon. “En Theo, hoe is het in Rome?” Nou, het was verschrikkelijk mooi, zei Theo, hij kon zich maar amper staande houden tussen die feestende Ajax supporters op plein zus-en-zo. En Tor liet inderdaad een band horen met straatgeluiden en met: “‘Ajax, Ajax!” Het was niet van echt te onderscheiden.

Bij de voetbalwedstrijd van Ajax tegen Haarlem viel de speler Gerrie Mühren geblesseerd uit. En omdat Theo slecht kon zien herkende hij de speler die voor hem inviel niet. Naar collega’s die op de perstribune zaten gebaarde hij wanhopig om hulp. Zijn collega, die dacht dat hij wilde weten wie utgevallen was, zei: “Gerrie Mühren.” En Theo liet Gerrie Mühren invallen voor de geblesseerde … Gerrie Mühren.

Wielrennen

Bij de wielerwedstrijd Parijs-Roubaix meldde hij eens dat er twee vluchters voorop zaten, dat had hij gehoord omdat de organisatie dit op de mobilofoon meldde. Maar Theo had het niet goed begrepen. Het was namelijk maar één renner die Gilbert Duclos-Lassalle heette.

koomenTDF2.jpg (17489 bytes)

Theo was meestal dicht in de buurt van de wielrenners te vinden. Achter op de motor met zij vaste chauffeur Raymond Nackaert. De supporters die tijdens de Ronde van Frankrijk langs de kant van de weg stonden kalkten niet alleen de naam van hun favoriete renner op het asfalt maar ook de naam Theo Koomen. Als hij door het publiek reed klonk het “Theo, Theo” uit de kelen van de Nederlandse supporters. En Theo hoorde het breed lachend aan.

Als de etappe saai was vroeg de studio in Hilversum hem soms om eens wat meer leven in de brouwerij te brengen. En daar draaide Theo zijn hand niet voor om. Uit de radio klonk dan de jingle: “Radio Tour flits, tour flits, tour flits ….” En terwijl er geen renner bij hem in de buurt was gilde hij bijvoorbeeld: “Kuipertje demarreert, Kuipertje demarreert, tjonge wat slaat-ie een gat, ’t is net of de concurrenten stil staan. Ga dóór Hennie, ga dóór jongen.”

Ook meldde hij eens: “Joop Zoetemelk is gedemarreerd!!!! Bernard Hinault is nergens meer te zien. Als een adelaar bestijgt Joop hier de flanken van de Puy de Dome. De voorsprong is 10, 15, wat zeg ik ? …25 seconden…..”. En weg was de lijn. Later bleek dan dat Hinault even een bus drinken was gaan halen bij de ploegleiderswagen van Guimard. Maar dat maakte niet uit want de luisteraars hadden op het puntje van de stoel gezeten.

Legendarisch is ook zijn verslag van de ontsnapping in 1977 van Hennie Kuiper op de Alpe d’Huez. Bij een radio interview voor de VARA radio zei hij daar in 1981 over: “Ik ben die middag daar bezig geweest op die berg, te midden van die duizenden Nederlanders en ik was totaal begeesterd. Ik sloeg door mijn stem heen, ging over de kop. Ik zal wel geschreeuwd hebben: toe maar, Hennie, toe maar. Nog één bultje. Dan ben ik geen journalist meer, maar een toeschouwer. Ik ben op zo’n moment een enorme enthousiasteling. Ik ben namelijk een landgenoot van de heer Kuiper.”

En, de helaas veel te vroeg overleden, Gerrie Kneteman vertelde eens het volgende: “Zelfs onder barre omstandigheden verzaakte Theo niet om, net als de renners, de ontberingen van bergetappes in de Tour de France aan den lijve te ondergaan. Ik kan me nog heel goed voor de geest halen dat er in 1980, het jaar dat Joop Zoetemelk “La grande Boucle” zegevierend afsloot, een hele lastige bergetappe in de Pyreneeën op het menu stond.

Al heel vroeg in de ochtend stond het peloton in Pau gegroepeerd om een fiks aantal van de slechtste cols aan te vallen. Grijze regenwolken ontnamen ons het zicht op de bergtoppen en voorspelden niet veel goeds. Kortom het zag er niet uit alsof we een “prettige wielerdag” tegemoet gingen. Omdat ik wist dat de NOS-radio Tour de France pas om 14.00 uur in de lucht zou komen, was ik er van overtuigd dat de heren verslaggevers het voorgerecht in de ochtenduren over zouden slaan. Klokje 13.30 uur was immers vroeg genoeg om zich in de wedstrijd te melden. Even voor de start was ik dan ook hogelijk verbaasd dat ik Theo in vol ornaat, bij wijze van spreken “met oorlogskleuren beschilderd”‘ achter op de motor van Raymond zag zitten. Ik begreep even niet wat ik hier nou mee aan moest. Dat wij in het koude en natte weer de ontberingen niet konden ontlopen, dat wisten wij van tevoren, de wielersport is nou eenmaal geen sport voor mietjes, maar dat er mensen waren die deze ontberingen geheel vrijwillige ondergingen, dat kon ik niet begrijpen. Op mijn vraag waarom Theo niet lekker tot 13.30 uur in de warme auto van de NOS bleef zitten antwoordde hij, dat hij dat niet “eerlijk” tegenover de renners vond. Theo wilde aan den lijve ondervinden wat de renners, ook als de uitzending van de radio nog niet begonnen waren, moesten ondergaan. Toen ik vele uren later in een koud Luchon opgebaard over de finish reed, stond Theo op me te wachten en ik kon zien dat hij zich net zo voelde als ik. Theo zag eruit alsof ook hij onder de trein gelegen had.”

Vanwege het feit dat hij de renners maar moeilijk kon herkennen moest hij, achterop de motor gezeten achter de brede rug van Raymond, vaak eerst in zijn papieren kijken om te zien over welke renner het ging. Om dat rustig te kunnen doen meldde hij gewoon dat hij even door een tunnel heen moest, waardoor de verbinding tijdelijk verbroken zou worden. Als hij dan de juiste naam gevonden had ging hij gewoon verder met zijn verslag.

Als in een bergetappe van de Ronde van Frankrijk de eersten over de streep waren, streden in de achterhoede de mindere klimmers tegen de tijdsoverschrijding, waardoor ze uit koers genomen zouden worden. En Theo liet zich dan terugbrengen naar de renners die zwoegend de berg opkwamen. En hij meldde dan bijvoorbeeld: “Jan Raas gaat als een baksteen omhoog, krijgt een flesje bier van een toeschouwer voor de pijn in zijn rug…Oh Jan, kom op, vierkant zit hij op zijn fiets…..wat een strijd, maar wat een steun van al die duizenden Nederlanders….Jantje, Jantje, Jantje”. Of het allemaal waar was wist niemand, want alleen het laatste half uur van de etappe werd door de Franse televisie uitgezonden. En dat gebeurde vaak nog met een paar vaste camera’s die vlak bij de finish stonden. De mobiele camera’s konden in de bergen toen nog nauwelijks verbinding maken en als er al verbinding was ging dat gepaard met veel storing.

Theo Koomen ontsnapte een aantal malen aan de dood. In 1975 reed hij, met chauffeur Gerard Koel aan het stuur, met een volgwagen van de NOS in de Ronde van Frankrijk het ravijn in. Tijdens de val riep Theo: “O, moedertje, moedertje, Theootje gaat dood.” Maar hij had alleen een bezeerde duimnagel. Gerard Koel was er slechter aan toe. Hij had een flink gat in zijn arm waar het bindweefsel uitstak. Toen Koel op de tafel gelegd werd troostte Theo hem met de woorden: “Stil maar Gerard, het komt allemaal goed. Bij mij viel het ook wel mee.” Toen kwam er een dokter en die knipte gewoon het uitstekende bindweefsel weg. Ineens klonk er een plof. Theo was flauwgevallen.

Hoewel hij kleurrijk sprak op de radio was zijn culinaire fantasie maar beperkt. Meestal liet hij in Frankrijk de gezelligste restaurantjes links liggen. En als hij er dan eens een aandeed had hij een vaste bestelling, bestaande uit drie gerechten: Steak au poivre, salade en même temps et après fraises au chantilly, oftewel biefstuk met pepersaus met daarbij een salade en als nagerecht aardbeien met slagroom.

Twintig Rondes van Frankrijk bracht Koomen als verslaggever op zijn naam, en vele honderden voetbal- en schaatsverslagen.

En toen kwam daar die fatale dag. Nadat hij een radioverslag gedaan had van de voetbalwedstrijd FC Twente tegen FC Volendam reed hij ’s avonds laat naar huis. Het was in de nacht van 5 april 1984 en door vermoeidheid botste hij vlakbij zijn woonplaats, in Groot-Schermer, met zijn auto op een tegenligger. De andere bestuurde bleef vrijwel ongedeerd, maar Theo overleed ter plaatse. Hij werd slechts 55 jaar. Op 9 april 1984 werd hij in zijn woonplaats Wervershoof begraven. In het weekend na zijn overlijden werd bij veel sportmanifestaties een moment stilte voor hem in acht genomen.

Ter nagedachtenis aan Theo Koomen werd door de kunstenares Bep van de Bergh een plaquette vervaardigd die nu hangt naast de W.F.O.-veiling in Zwaagdijk-Oost.

Er werd tevens een initiatief genomen om de wielerwedstrijd, de Westfriese Dorpenomloop, voortaan in Wervershoof van start te laten gaan. Daarvoor werd een miniuitgave van de plaquette gemaakt en topamateurs streden gedurende twee dagen om de “Theo Koomen-plaquette”. De eerste winnaar was Arjan jagt, die het jaar daarop beroepsrenner werd. Vanaf 1991 werd de wedstrijd gereden door dames. De eerste winnares werd Leontien van Moorsel. Vanaf 1998 startten er jongere vrouwen, namelijk de nieuwelingdames en juniordames. Zij reden niet de Dorpenomloop, maar een omloop over 4,3 kilometer, een tijdrit en een criterium. Vanaf het jaar 2000 is het evenement van twee dagen teruggebracht naar één dag.

Terug naar Nostalgie

 

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten