Componisten



Johann Sebastian Bach

(door Ilse Steel)

 

(klik op de plaatjes om ze te vergroten en op de blauwe titel van de muziek om die te horen en zien)

(TIP: mocht uw internetverbinding niet snel genoeg zijn, klik dan links onder op II)

(er ontstaat dan een driehoekje met de punt naar rechts)

(laat u het filmpje downloaden en klik dan op het driehoekje)

 

Bach

27 jaar

Johann Sebastian Bach was een Duits componist, klavecinist, organist, violist en dirigent van barokmuziek. Hij wordt algemeen gezien als een van de grootste en invloedrijkste componisten uit de geschiedenis van de klassieke muziek en wordt door velen beschouwd als een genie en een meester van de protestantse kerkmuziek.

Zijn omvangrijk oeuvre, dat door Wolfgang Schmieder thematisch werd gecatalogiseerd en gerubriceerd in de Bach Werke Verzeichnis (BWV), valt met name op door groot componeer-technisch vakmanschap en sterke emotionele zeggingskracht.

Het is een unieke en zeer persoonlijke synthese van de verworvenheden van de polyfone muziek met die van de monodie: een hoogtepunt van de muzikale barok, en van grote betekenis gebleken voor veel componisten na hem. In de behandeling van muzikale vormen en genres bereikt Bach in het samengaan van polyfonie en harmonie een kwaliteit, waarin hij de grenzen van wat tot dan toe gerealiseerd was verre overschreed. Bachs oeuvre omvat vrijwel alle stijlen en vormen die in zijn tijd gangbaar waren, met uitzondering van de opera.

Johann Sebastian Bach werd op 21 maart 1685 te Eisenach in de (huidige) Duitse deelstaat Thüringen geboren als telg van een oud muzikaal geslacht (over 7 generaties telde zij meer dan 100 musici). Hij werd gedoopt op 23 maart in de Sankt Georgenkirche, gelegen op het centrale stadsplein van Eisenach waaraan ook het stadskasteel van de vorsten van Sachsen-Eisenach is gelegen. De geboorte van Sebastian staat geregistreerd in het doopregister van de kerk in Eisenach.

Als tweede naam kreeg de dopeling de naam van zijn peetvader, Sebastian Nagel, stadsblazer uit Gotha. Johann, Sebastian Bach kreeg op jonge leeftijd vioolles van zijn vader Johann Ambrosius Bach.

Op negenjarige leeftijd werd hij wees en kwam hij vervolgens terecht in het gezin van zijn oudste broer Johann Christoph Bach III, die kerkorganist was in het dorp Ohrdruf. Hij was het die het bijzondere muzikale talent van de jonge Johann Sebastian opmerkte en die zijn jongste broer de beginselen van het muziek maken bijbracht, vooral wat betreft het bespelen van het orgel en het klavecimbel.

Johann Ambrosius

Bach

Het was in deze periode dat Bach, voornamelijk op eigen kracht, met het componeren begon. Een belangrijk deel van de zogeheten ‘Neumeister-Choräle’ die in 1984 in Yale, USA ontdekt werden – een verzameling van enkele tientallen korte koraalvoorspelen voor orgel – dateert uit deze vroege periode.

Rond 1700 werd de woning waar de jonge Johann Sebastian Bach woonde te klein. Zijn broer was getrouwd en had inmiddels twee kinderen met een derde op komst.

Johann Sebastian kreeg een beurs om gedurende drie seizoenen op het Michaelis gymnasium in Lüneburg in Noord-Duitsland te studeren. Op deze school kreeg Johann Sebastian Bach muziekles van de cantor August Braun en van organist F.C. Morhard.

Omdat in de periode dat Bach op deze school verbleef het orgel werd gerenoveerd en de renoveerder (J.B. Held) logeerde in de school, heeft Bach mogelijk ook les gekregen in de techniek van orgels.

In Lüneburg was destijds Georg Böhm organist van de Sankt Johanneskirche aldaar. Johann Sebastian Bach was een bewonderaar van het spel en de composities van Böhm en bestudeerde deze ijverig. Ondanks dat de relatie tussen het koor van de Johanneskirche en het koor van de Michaelis gymnasium niet goed was, hadden Bach en Böhm in deze tijd waarschijnlijk wel meerdere malen contact.

Bachkirche

Arnstadt

In zijn 18de levensjaar vond Bach tijdelijk werk in Weimar, als violist (“Laquey”) in het plaatselijke hoforkest. Niet lang daarna, op 13 juli 1703, wijdde hij het nieuwe orgel van de Neue Kirche (thans Bachkirche) in Arnstadt in. Bach werd in de administratie van de kerk ten onrechte hoforganist genoemd (hij was in deze periode nog slechts violist aan het hof) en mogelijk hierdoor ontving Bach voor het inwijden van het orgel een riante financiële vergoeding.

Een maand later werd Bach tot organist van de Neue Kirche in Arnstadt benoemd. Ook voor deze functie werd Bach, gezien zijn leeftijd en staat van dienst op dat moment, royaal betaald (hij verdiende ongeveer het dubbele van wat zijn opvolger zou krijgen).

Niet ondenkbaar is dat hij bevoordeeld werd door de invloed van een prominent familielid, de ziekenhuisdirecteur en vroegere burgemeester van Arnstadt , Martin Feldhaus.

Volgens zijn contract moest Bach de zondagse kerkdienst, het gebedsuur op maandag en de vroege preek op donderdag op het orgel begeleiden. Verder had hij contractueel geen verplichtingen. Bach weigerde –mede op grond van dit contract- dan ook regelmatig met het schoolkoor van zijn kerk te musiceren. Waarschijnlijk speelde ook mee dat Bach het koor en het orkest te matig van kwaliteit vond. Dit leidde tot enkele conflicten, waaronder een serieus treffen met de student Johann Heinrich Geysersbach die, nadat Bach tijdens een repetitie een beledigende opmerking zou hebben gemaakt over zijn muzikale kwaliteiten, Bach in het gezicht sloeg, waarna Bach zich met een degen verdedigde.

Buxtehude

Nadat deze zaak onderzocht was, werd Bach aangeraden toch met koor te musiceren. In plaats hiervan nam Bach vier weken vakantie op en vertrok te voet naar Lübeck. Bach wilde hier Dietrich Buxtehude (1637-1707) ontmoeten.

Bach bleef veel langer weg  dan de overeengekomen vier weken en kwam pas na zestien weken (in februari 1705) terug in Arnstadt. Bach werd hiervoor door het consistorium berispt. Tegelijkertijd werd hem meegedeeld dat zijn koralen ‘te ingewikkeld waren’, waardoor de gemeente in de war raakte, dat zijn koraalpreludes te lang waren en dat hij nog steeds weigerde met het schoolkoor te musiceren.

Bach reageerde op het verwijt dat zijn koraalpreludes te lang waren door voortaan alleen veel te korte koraalpreludes te spelen; op de andere punten reageerde hij niet of met maanden vertraging. Ondanks de vele conflicten, was de periode in Arnstadt wel de tijd waarin hij, zoals zijn zoon Carl Philipp Emanuel Bach later zou schrijven, ‘de eerste vruchten van zijn vlijt’ toonde: de eerste cantates (in relatief kleine bezetting) als ook de eerste representatieve orgelwerken.

Bach belandde in 1707 in Mühlhausen om daar organist te worden van de Blasiuskirche. Mühlhausen was een veel grotere stad dan Arnstadt en de functie van organist in de Blasiuskirche stond in de stad in hoog aanzien, in tegenstelling tot de functie van organist in de Neue Kirche in Arnstadt.

In het contract was overeengekomen dat Bach een jaarsalaris van 85 florijnen zou ontvangen en daarnaast een salaris in natura (brandhout, aanmaakhout en graan). Als tegenprestatie werd van Bach verwacht dat hij zich loyaal naar het stadsbestuur zou opstellen en dat hij “zich bereid zou tonen om de taken die van hem werden verwacht uit te voeren en te allen tijde beschikbaar zou zijn en zich met name oprecht en ijverig in zou zetten voor diensten op zondagen, feestdagen en andere heilige dagen.” Verder werd, stilzwijgend, van Bach verwacht dat hij zou samenwerken met de stadsmusici en met koorzangers en instrumentalisten van het plaatselijke gymnasium.

Gedenkplaat op

Blasiuskirche

Marienkirche

Op 1 juli 1707 trad Bach in dienst. In Mühlhausen ging Bach voor het eerst in zijn leven zelfstandig wonen. Korte tijd na zijn indiensttreding (op 17 oktober) trouwde Bach met zijn nicht Maria Barbara Bach.

Later in 1735, zou Bachs derde zoon Johann Gottfried Bernhard Bach in Mühlhausen organist worden in de Marienkirche. Bij de auditie van zijn zoon, werd Johann Sebastian Bach als eregast ontvangen en inspecteerde hij gratis het orgel van de kerk.

In 1708 werd Bach hoforganist en kamermusicus, later concertmeester, van Wilhelm Ernst, Hertog van Saksen-Weimar, een strenggelovig maar kunstminnend vorst. In deze periode componeerde Bach het overgrote deel van de orgelwerken waarmee hij later beroemd geworden is.

Hij maakte in deze periode furore als virtuoos organist, klavecinist en briljant componist. Het verhaal deed de ronde dat Bach op het orgelpedaal loopjes kon uitvoeren die de meeste organisten niet eens met de handen gespeeld kregen.

Wilhelm Ernst

Bach onderhield collegiale betrekkingen met Georg Philipp Telemann, de toenmalig concertmeester van het hof in Eisenach, die peetvader zou worden van zijn tweede zoon Carl Philipp Emanuel.

Door interne conflicten in de hertogelijke familie, die het hofleven sterk beïnvloedden, keek hij gaandeweg uit naar een post elders. Het vorstenhof in Köthen bood hem die kans.

In 1717 werd Bach kapelmeester aan het Hof van de muziekminnende vorst Leopold van Anhalt-Köthen (1694-1728) in diens vorstendom Anhalt-Köthen. Prins Leopold behandelde Bach met respect en vriendschap en Bach gaf hem in ruil daarvoor prachtige composities.

Anhalt-Köthen

Tegenover Weimar betekende dit een verdubbeling van zijn bezoldiging. Zijn salaris was even hoog als dat van de hofmaarschalk, de op een na hoogste functionaris aan het Hof. De aanstelling betekende een radicale breuk met de functies die Bach tot dan toe had uitgeoefend. Het Hof te Köthen was calvinistisch, zodat er geen plaats was voor een ‘gereguleerde’ kerkmuziekpraktijk naar Lutherse opvatting.

Bach als

hofkapelmeester

Van hofkapelmeester Bach werd verwacht dat hij zich toelegde op wereldlijke muziek als concerten, feesten en speciale gelegenheden zoals de verjaardag van de prins. Bach kreeg de leiding over een klein (uit 17 musici bestaand) beroepsensemble van een zeer hoog muzikaal niveau. De kern ervan werd gevormd door acht kamermusici, waarvan er vijf solist waren geweest in de Pruisische hofkapel in Berlijn en Potsdam.

In de zes jaar die hij in Köthen werkte, schreef hij voornamelijk stukken voor kamerorkesten en solo-instrumenten; ‘pour le divertissement et le plaisir’ voor vorst Leopold van Köthen en zijn hof en hovelingen.

Helaas is het merendeel van zijn te Köthen gecomponeerde werken verloren gegaan; maar iets van de vitaliteit van deze periode is te terug te horen in de Brandenburgse Concerten, die hij  in die jaren heeft gecomponeerd. Kijk en luister, nr 3 en nr 5.

Bachs eerste vrouw, Maria Barbara, stierf in 1720. Hij hoorde er pas van op de stoep van zijn woonhuis, bij terugkeer van een reis met vorst Leopold naar Karlsbad (een kuurbadplaats).

We weten maar heel weinig van haar, maar alles lijkt erop te wijzen dat hun gezinsleven goed was. Sebastian bleef nu alleen achter en moest voor vier kinderen zorgen: Catharina Dorothea, Wilhelm Friedemann, Carl Philipp Emanuel en Johann Gottfried.

Sebastian hertrouwde op zesendertigjarige leeftijd, achttien maanden na het overlijden van Maria Barbara,  met de twintigjarige dochter van de hoftrompettist van de prins van Saksen Weissenfels, Anna Magdalena Wilcke, een getalenteerd sopraan.

In het register van de kasteelkerk staat vermeld dat zij op 3 december 1721 in het huis van Bach in de echt werden verbonden.  Anna Magdalena baarde zestien kinderen waarvan er zeven als zuigeling overleden.

In Köthen legde Bach enkele muziekboekjes aan voor zowel zijn vrouw als voor zijn kinderen. Daarvan zijn de ‘Clavier-Büchlein’ voor Anna Magdalena Bach, voor wie hij zelfs twee boekjes heeft samengesteld en voor zijn oudste zoon Wilhelm Friedemann Bach (als leerboek) bewaard gebleven.

Die voor Carl Philipp Emanuel Bach helaas niet, alhoewel belangrijke delen ervan in de vorm van afschriften wel de tand des tijds hebben doorstaan.

1ste pagina manuscript

Anna Magdalena

Ook in Köthen rezen voor Bach problemen die de drang naar het zoeken van een nieuwe betrekking deden toenemen. Allereerst huwde prins Leopold in 1721 zijn nicht Frederieke Henriette, dochter van prins Carl Friedrich van Anhalt Bernberg. Opeens werd het muziekleven aan het hof bedreigd, daar de prinses totaal geen waardering of belangstelling voor de muziek lijkt te hebben gehad. Bach ging zich daardoor steeds meer overbodig voelen en begon bovendien uit te kijken naar een geschikte plek voor het voortgezette en universitaire onderwijs van zijn opgroeiende zonen.

Bach als

cantor

Nadat hem in 1722 het overlijden ter ore was gekomen van Johann Kuhnau, cantor  van het Thomaskerk-internaat  in Leipzig, besloot hij naar deze vacant geworden positie te solliciteren.

Bach had geen hogere schoolopleiding genoten en dat vond het stadsbestuur van Leipzig eigenlijk maar niets. Om een teleurstelling te voorkomen vroeg het stadsbestuur van Leipzig Bach om voor een officieel ontslag in Köthen te zorgen.

Prins Leopold speet het zeer dat hij zijn vriend en werknemer moest laten gaan, maar gaf hem een fraai getuigschrift mee.

Thomaskirche

Leipzig

In 1723 volgde Bachs aanstelling en verhuisde hij naar Leipzig,  destijds een belangrijk cultureel handelscentrum, met vooraanstaande muziek- en boekuitgeverijen, een universiteit en de alom bekende Leipziger Messe (beurs). Bach schreef hier het overgrote deel van zijn cantates.

Bach had vanaf 1747 een oogziekte. Aan het eind van de lente van 1749 kreeg Bach een beroerte. Daarna ging zijn gezichtsvermogen sneller achteruit. Tegen de zomer was hij al vrijwel blind geworden. Begin 1750 besloot Bach zich hieraan te laten opereren. De operatie mislukte echter, waardoor Bach volledig blind werd. Desondanks werkte hij hard aan de voltooiing van “Die Kunst der Fuge“, een reeks fuga’s en canons voor klavecimbel.

Op 18 juli 1750 kreeg Bach volkomen onverwachts zijn gezichtsvermogen weer terug, maar een paar uur later werd hij getroffen door een beroerte. Hij overleed tien dagen later aan de gevolgen daarvan.  Bach werd drie dagen later op het kerkhof van de St.-Johanneskirche begraven, maar de precieze plek van zijn graf werd snel vergeten.

Op 7 augustus 1750, ruim een week na de dood van de componist, kwam het stadsbestuur bijeen om een nieuwe cantor te kiezen. Bachs naam werd nauwelijks genoemd, behalve door een raadslid dat met kennelijke wrok het vertouwde cliché herhaalde: De school heeft een cantor nodig, geen dirigent.

Bach op

oudere leeftijd

De burgers van Leipzig vertrouwden de lastige cantor toe aan de vergetelheid. Bachs vrouw, Anna Magdalena, bleef met haar vijf kinderen alleen achter zonder bestaansmiddelen. Al in 1752 was de erfenis helemaal op en kreeg zij van de gemeenteraad veertig daalders in ruil voor een aantal onverkochte exemplaren van “Die Kunst der Fuge”. Zij overleed in 1760 als ‘Almosenfrau’, aangewezen op min of meer openbare ondersteuning.

Na zijn dood raakten Bach en zijn werken in vergetelheid. Zijn stijl werd als ouderwets beschouwd in vergelijking met de opkomende klassieke stijl.

Pas na driekwart eeuw, in 1829, werd ook de vocale muziek van Bach herontdekt, dankzij de inspanningen van Felix Mendelssohn-Bartholdy die een uitvoering van de Matthäus Passion in de Berlijnse Singakademie organiseerde; het werd het begin van de definitieve erkenning van de enorme waarde van Bachs muziek.. 

Van onder andere W.A. Mozart en Beethoven is bekend dat ze het werk van Bach bewonderden.

In 1850 werd Het Bach Gesellschaft opgericht om zijn werk verder te promoten. Deze organisatie vervulde een belangrijke rol in de herwaardering van Bach door het publiceren van de bladmuziek, ook Johannes Brahms werkte eraan mee.

Gedenkplaat Thomaskirche

Gedurende de 20e eeuw zijn verschillende stukken van Bach herontdekt vanwege hun artistieke en educatieve waarde

In 1950, op de 200ste verjaardag van zijn overlijden, kreeg J.S.Bach officieel eerherstel, toen zijn stoffelijke resten overgebracht werden naar het koor van de Thomaskirche. Daar rusten ze nu onder een eenvoudige gedenkplaat.

Fotogalerij Johann Sebastian Bach

Johann Sebastian Bach

Bach met enkele van zijn zonen

Geboortehuis in Eisenach

Geboortehuis nu Bachmuseum

Eisenach Sankt George kirche

Daar werd Bach gedoopt

Lüneburg, Michaelis gymnasium

Schooltijd van Bach       

Arnstadt

Bach kirche

Arnstadt

Standbeeld van Bach

Gedenkplaat in Weimar

Slot in Weimar

Brandenburgse concerten

Bach reliëf in Köthen

Doopvont Thomaskirche Leipzig

Hier werden 11 kinderen

van Bach gedoopt

Leipzig

Gedenkplaat Anna Magdalena

 Tweede vrouw van J.S. Bach

Sonate in G-dur  van J.S. Bach

Standbeeld

voor Thomaskirche Leipzig

Choralen of koralen

Partituur Kantate BWW 22

Aanstellingsdocument

cantor Leipzig

Aantekeningen Bach

Thomaskirche Leipzig

 

Vier muzikale zonen van J.S. Bach

Wilhelm Friedemann 1710-1784

Oudste zoon van Bach

Carl Philipe Emanuel 1714-1788

2-de zoon van Bach

Johann Christoph Friedrich 1732-1795

 

Johann Christian 1735-1782

Wilhelm Friedeman, de oudste zoon van Bach, was organist en componist te Dresden. Hij componeerde cantates, orgel en klavierconcerten.

Carl Philipe Emanuel, de tweede zoon van Bach, componist en klavenist, werkzaam te Berlijn. In 1740 werd hij hofmusicus van Frederik de Grote. In 1767 volgde hij Telemann op als kerkelijk muziekdirecteur in Hamburg. Componeerde, klavierwerken, concerten en kamermuziek.

Johann Christoph Friedrich, kapelmeester in Bückleburg vanaf 1756. Componeerde symfonieën, cantates, kamermuziek en Bijbelse oratoria.

Johann Christian, jongste zoon van Bach. Oorspronkelijk domorganist in Milaan; in 1762 te Londen. Componeerde 40 pianoconcerten, kamermuziek en opera’s.

Kijk en luister naar Bach

 

Brandenburgse concerten nr 3


Toccata & Fugue

Prelude cello suite nr 1

Matthäus Passion 1

Matthäus Passion 2


Bronnen:

Wikipedia

Geïllustreerde encyclopedie

Spectrum: Componisten van A tot Z

Tim Dowley : Bach

Terug naar Componisten

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten