Home / Gedichten / Amsterdamsche leugenaar

Amsterdamsche leugenaar

Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Ja, liegen kan ik niet maar waarheid ook niet spreken, ja
Ik ben een heele Piet als een dominé kan ik preken, ja
Mijn tong hangt als een lapje, drie woorden spreek ik niet goed,
Ik hou mij dom al voor een grapje, want liegen kan ik goed,
zonder beenen kan ik loopen, ja warmen kan ik mij zonder vuur,
voor een cent een huis te koopen, ik reis naar Japan in een uur.

Ik ging vrolijk op de jacht toen had ik een vlieg geschoten, ja
In het midden van de nacht vond ik een ezel zonder pooten, ja
Ik vond twaalf wilde beeren die bond ik aan een draadje garen vast,
ik moest ze trotseren ze, hadden fluweel op hunne borst,
Een vlieg die kon niet genaken van hier op de toren van Den Haag,
die zoo een geweld deed maken hij had een olifant in zijn maag.

Ik at op mijn gemak zes groote kabeljauwen, ja
Een koek al in de zak van twaalf pond die kan ik kauwen, ja
Acht pond vleesch gebraden, een zak aardappelen met de schil,
yien pond schapen karbonade, een mud aardappelen voor een gril
acht lange roggenbrooden en een zak uijen mjet een hoen,
heb ik ja wel noodig om mijn maaltijd mee te doen.

Ik ging vrolijk over zee, met een klomp ja zonder zeilen, ja
Een mand, die nam ik mee om daar de diepte mee te peilen, ja
Toen zag ik een hond marcheeren op de woeste oceaan,
een meisje zonder kleeren zag ik te China staan,
toen ging ik aan het laveeren van Engeland naar Batavia,
een aap zag ik marcheeren, een muis vloog mij achterna.

Ik ging visschen voor de grap, toen heb ik een os gevangen, ja
Een spiering ook zeer knap had hij aan zijn staartje hangen, ja
een snoek met negen pooten, vong ik zonder haak of snoer,
tegen een haring heb ik gestoten die riep ga je weg stomme boer,
toen vong ik zes ansjovisch die dansten samen een menuet,
een haai kwam daar te verschijnen en die blaaste de trompet.

Ik droomde ik was hoog op een kamer welgezeten, ja
Daar bakten ze warm brood, op een dak kreeg ik te eten, ja
Ik werd wakker, ik moest mij kammen, Beëlsebub was daar de baas,
ik kreeg vijftien boterhammen met een gebraden haas,
toen lieten zij mij rijden ja op zoo een leelijk beest.
Geen mocht mij meer lijden want liegen doe ik meest.

pinokio liegen pixabay

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten