Home / Gedichten / De drie bedrogen studenten

De drie bedrogen studenten


Drie studenten even dartel,
Zooals meest studenten zijn,
Liepen langs den weg te zingen,
Braaf verhit van den ouden wijn.
Nu was geene dan weer deze,
’t Mikpunt van hun spotternij,
Dan was ’t weer een boerendeern,
Dan weer ’n dame in het zij!
Dan de steek des ouden leeraars,
Dan den staartpruik van den schout ,
Ieder moest hun spot verduren,
Groot en klein! jong en oud!
In ’t verschiet daar komt een landman
Die van ’t dagwerk afgemat,
In de vele dart’le streken,
Van de jeugd, – geen zin meer had.
‘Ha!’ roept de eerste van het drietal,
‘Daar komt juist de rechte man
Die ons met zijn boerenuitzicht,
Vroolijk eens vermaken kan.’
‘Goeden Avond! – vader Abraham!’
Sprak de eerste van hun uit,
‘Goedenavond! – vader Izaäk!’
Spreekt de tweede en lachte luid,
‘Goeden avond! papa Jacob!’
Zegt de derde, en zag hem aan.
En het drietal schudde van ’t lachen,
Om den ouden die bleef staan,
Op hun toetrad en hun aansprak.
‘Abram, Izaäk, Jacob neen gij raad het mis.
Dus gij hebt u hier versproken,
Ik ben Saül de zoon van Kis,
Die reeds vroeg was uitgezonden,
In het bosch en in het dal.
Om drie ezels op te zoeken,
Weggeloopen van de stal,
Maar ik hoef niet meer te zoeken,
Daar ik ’t drietal voor mijn zie!
Dus ik kan gerust naar huis gaan,
Goeden avond! alle drie.’

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten