Home / Gedichten / De jonge baars

De jonge baars

Met dank aan G. Jessen voor het insturen van de tekst

Een Jonge baars in het heetst van het seizoen,
lag dommelend in een sloot,
wiens oppervlak krozig groen
een luwe schaduw bood.
Och geeuwde hij en riep zijn makkers toe,
wordt ge ook zo gekweld als ik,
wat ben ik toch al die wijsheid moe,
die ik thuis aanhoudend slik.
Dat oude volkje loom en laf,
voorziet in alles kwaad.
Hem was de vreugde van het leven af,
die hoorden naar hun raad.
Het lekkers dat ge proeven kunt mag drijven in de vliet,
zij dromen van een angelpunt en schreeuwen,
roer het niet.
Bij dit zeggen schuift het kroos vaneen
en door het groen verdekt,
wringt kronkelend een worm zich heen.
Een pier zo vet als spek,
een oude zeelt verroert geen vin en roept toe roer het niet,
maar ons baarsje hapt naar het aas,
met schiet een haak zijn kieuwen in.
Gevangen is de dwaas,
de hengelaar stopt hem in zijn net,
daar vloekt hij nu zijn waal.
Och ouders had ik toch gelet op uw zo’n wijs vermaan.
Maar dit zweer ik u, zo ik nog de dans ontspring,
stipt volg ik dan uw raad.
Baars zei de man die schrappen ging,
die eed komt wat te laat.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten