Als ik ’s avonds uitgekleed
op mijn legerstee toetreed,
zie ik over ’t plafond de ruggen
van een leger snelle muggen.
‘k Haal een trapleer uit de schuur.
‘k Neem een doek en heel secuur
weet ik ze één voor één te raken,
zodat hun ribbenkasten kraken
En de lijken op de grond
zich verdringen in het rond.
Zo, ’t vee is dood, nu kan ik slapen.
Onbevreesd lig ik te gapen.
Op de grond slechts, ligt er één
nog te wuiven met z’n been.
‘k Trap hem fijn, kruip er weer onder
Ja dat gezoem heb ik zonder
twijfel in mijn droom gehoord.
Maar die oervervelende mug
komt telkens weer bij mij terug.
Zo kan ik m’n kamer niet sluiten,
of alles met gif dood te spuiten,
Of het doemt weer op uit de nacht
en kust mij onzacht.
Ik heb een dagmasker gedragen,
gebaad in azijn, alle dagen.
Ik heb de hele nacht liggen roken,
diep onder de dekens gestoken
Maar toch als ik ’s morgens ontwaak,
vind ik op mijn mond, mijn neus en mijn kaak,
de bloedige sporen terug
van die vervelende mug.
En nu, ten einde raad, ga ik een prijsvraag uitschrijven:
Hoe kan ik dat monster verdrijven
Hoe breng ik hem het vlugst aan z’n end?
Wie het wint, krijgt zijn lijkje present!
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.