Home / Gedichten / De Sint-Nikolaasavovond

De Sint-Nikolaasavovond

(Een Amsterdamse vertelling)
(P.A. de Génestet 1829-1861)
Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Wie heeft daar ooren voor een dwaas, ondeugend lied?
Wien belgt een losse scherts en ronde waarheid niet?
Wie laat mij vrijheid om te zeggen en te zingen
Al wat ik hoorde en zag, al zijn het vreemde dingen!
Dat zal mettertijd veranderen, menschen! maar
Ik wil niet veinzen voor mijn drie–en–twintigst jaar.
Wie kijkt de wereld in met onbenevelde oogen
En wordt niet graag door schijn, hoe deftig ook, bedrogen!

Gij zijt mijn man en ik omhels u in den geest,
Voor u te zingen is mijn blijde jeugd een feest!
Voor u mijn frissche lach, mijn opgeruimde zangen:
Den ronden lach terug wil ik tot loon ontvangen,
Uw tranen wil ik niet. Die kostelijk schat
Komt beter u te pas op eigen levenspad,
En zoo ik u verveel – de hachelijkste aller kansen –
Dan moogt gij bij mijn vers gaan slapen, fluiten, dansen.

Ik zong mijn huidig lied alleen uit levenslust,
Soms in een dwaze bui, soms in den arm der rust.
Natuurlijk, dat ik dus mijn zinnen niet vermoeide
Met hopelooze Min of moord, en gruwlen broeide.
‘k Ben zorgloos en tevreên, mijn lied moet vrolijk zijn:
Brengt peper aan en zout, o Muzen! geen venijn.
Dees glimlach doet geen zeer, tenzij ge u boos zoudt maken,
Als ik met zeekren dwaas een nootje heb te kraken.

Beziel me, o plaaggeest der beminde Poëzij,
Beziel me, o schalke nimf der fijne plagerij!
Ik weet een klein verhaal vol vaderlandse grappen,
Dat ik met hart en ziel mijn vrienden wil verklappen.
En zoo het waar mag zijn dat een verstandig man
Uit wat hij hoort of ziet een lesje trekken kan,
Dan durf ik veilig en vrijmoedig hier beweren,
Dat ge uit mijn kleen verhaal – al lacht gij – ook kunt leeren!

Ik put mijn stof uit geen bestoven foliant,
Maar ‘k nam gedurig toch een aardig werk ter hand,
Een boek vol poëzie en proza, diepte en klaarheid,
Vol onzin en vol geest, vol laster en vol waarheid;
Voor wie maar lezen wil is ’t altijd bij de hand
En in gezelschap soms bijzonder amuzant;
Een werk voor iedereen door iedereen geschreven,
Vol studie, vol natuur; ’t is, hoorders, ’t is? Uw leven

Mijn kunstloos drama, want dien naam verdient het wel
Al breng ik niemand aan de poorten van de Hel,
Mijn vroolijk drama speelt in achttien honderd zeven
En veertig: dag en uur is lang niet om het even,
Raadt zelv’: ’t speelt op een dag, die, wat hij brenge of baar,
Toch altijd is en blijft de zoetste van het jaar,
De bitterste misschien, gelukkigen en rijken
Voor d’armen snoeper, die bij alles toe mag kijken!

Een vriendelijken dag, een trouwe kindervrind,
Een dag, die elk van ons heeft liefgehad als kind,
En die nog pas uw beurs, uw kroost, uw maag, uw woning,
Bepaald in opstand bracht; een bisschop en een koning,
Vol zoetheid voor den mond, vol zielezaligheid,
Wiens naam gij langer niet kunt zwijgen, lieve meid,
Wie hij, jaar in, jaar uit, een stroom brengt van cadeautjes,
Altijd incognito van twintig beaux en beatjes!

Sint–Nikolaas, niet waar? O wee hem, wie dat feest
Nog altijd meeviert met een kinderlijken geest!
Wiens hoofd niet al te zeer vervuld is van die schatten
Der wijsheid, die helaas, mijn brein niet kan bevatten,
‘k Meen beursnieuws, politiek en soortgelijke meer,
Om met zijn kinderen meê, te leven in ’t weleer,
Om dagen lang vooruit de winkels rond te dwalen,
Of aan een “vrijster” nog zijn hart eens op te halen!

<_a_ href=

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten