Home / Gedichten / De tweede vrouw

De tweede vrouw

(Rosalie Loveling 1834-1875)
Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Ik was der kinderen tweede moeder,
En als ik in de woning kwam,
Daar stonden ze allen rond hun vader,
Gelijk de scheutjes rond de stam.

Hij zette ’t kleinste op mijne knieën,
En lei zijn handjes in de mijn,
En zei, dat het mij lief zou hebben,
En dat het zou gehoorzaam zijn.

Ik ging er mee aan ’t open venster,
En toonde ’t schaapje in het gras,
En vroeg hem hoe zijn broerkens heetten,
En zei, dat ik zijn moeder was.

Het wendde ’t hoofd naar de oude vrouwe:
Ik zette ’t neer en liet hem gaan;
Zij sprak er stil en minzaam tegen,
Het bleef bij hare zetel staan.

Ik ging tot haar en zeide: Moeder;
Ik weet niet of zij ’t heeft gehoord;
Zij keek mij strak en vreemd in de ogen,
En stond niet op, en zei geen woord.

Hun vader zal het nimmer weten,
Wat er toen omging in mijn ziel,
En hoe de stilte van de kinderen,
Als een verwijt op ’t hert mij viel.

Ik heb hen al tot mij doen komen
En hen gestreeld, en hen gekust;
Maar ’t scheen of mij hun moeder toeriep:
‘Och, laat mijn kinderen toch in rust!’

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten