Home / Gedichten / De wolf en het lam

De wolf en het lam

(Jean de La Fontaine 1621-1593)
Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

’t Gebeurde eens, dat een lam in ’t koele water plaschte,
Aan d’afloop van een heldre beek,
Toen hem op eens een wolf verraste,
Die, nuchter uitgevast, rondsnuffelde in de streek.
‘Wat!’ riep hij met vergramde kaken:
‘Het water dat ik drink komt gij hier troebel maken?
Gestraft moet die vermetelheid!’
‘Maar, Sire!’ sprak het lam, ‘ik bid Uw Majesteit
Wel allerneedrigst om genade,
En smeek haar niet voorbij te zien
Dat ik nog wel een pas of tien
Van ’t plekjen waar Zij staat, beneden strooms, mij baadde,
Zoodat ik ’t water van Haar bron
Onmooglijk troebel maken kon.’
‘Dat hebt gij toch gedaan!’ riep Grimbaard in zijn toren,
‘Maar ‘k ben door u, verleden jaar,
Bebabbeld bovendien! Of is dat ook niet waar?’
‘Hoe kan dat?’ zuchtte ’t lam, ‘Ik was nog niet geboren:
Mijn moeder zoogt mij nog.’ – ‘Dan is ’t uw broer geweest.’
‘Ik heb geen broer.’ – ‘Dan toch het een of ander beest
Van uw famielje! Ik heb steeds boosheid ondervonden
Van u, uw herders, en uw honden!
Dat eischt in ’t eind een goede les.’
En zonder vorm zelfs van proces
Heeft Grimbaard, één, twee, drie het arme schaap verslonden.

Helaas, zóó gaat het maar in ’t ondermaansche slijk:
De sterkste heeft altijd gelijk!

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten