
Droom-vrouw, kom!
Droom-vrouw, kom!
En draag mijn kleine
In je armen, de rozereine;
Draag mijn kleine
Die slapen wil
Naar je droomhof
Manestil.
Kleine sterrekindren gaan
Met hun lichtjes al vooraan,
Openen de blauwe dromepoort,
Zorgen dat niets mijn kleine stoort.
Maar schuift op haar venster zacht;
Roomblanke roosjes houden er wacht;
Maanlichte klokjes op zilvrige stelen
Zullen er fijntjes voor hen spelen.
Windvlugge elfjes, diedeldomdein,
Wiegen zijn wiegje op dromerig refrein.
Zullen er gouden laddertjes maken,
Die tot aan de hemel raken;
Daarlangs komen de engelijn
Die zo graag met mijn kindje zijn
Komen, als vlucht van sneeuwen duiven
Op rozepootjes, met vleugelwuiven.
Voor maan’s gouden vensterraam
Scholen ze al hun kopjes saam;
Hebben hun vleugeltjes klaargeleid,
Wachten nog maar op de juiste tijd.
Suja, suja, diedeldomdeine,
Droom-vrouw! kom
En vlij mijn kleine
Vlij mijn kleine….
Die slapen wil….
In je droomhof….
Manestil…..