Ik zie er op een oud Hollandsch plein
een vriendlijk huizeken fijn en klein,
van heldre tichelsteentjes gebouwd
en vast wel een paar eeuwen oud.
Puntgeveltje met trapkens vier, vijf, zes,
met houten luifel en hoog bordes,
half verborgen in looverpracht
spiegelt het zich in de stille gracht.
En als er een zonnestraal over zinkt
al wat eraan is schittert en blinkt,
de ruitjes in den vensterboog
en ’t gulden weerhaantje heel omhoog.
Wat heeft er dat huizeken fijn en klein
al niet beleefd op het eenzaam plein,
wat zag het, sinds het daar heeft gestaan,
geslachten komen, geslachten gaan …
Wat zag het wissling van wel en wee
van nood en welvaart, krijg en vree,
wat borg het al niet in zijn schoot,
ontwakend leven, nakende dood …
Toch, gingen jaren en eeuwen voorbij,
het bleef gespaard, één uit de rij,
het bleef gespaard, nog staat het recht,
’t voorname geveltje, sterk en echt.
’t Lijkt wel, zoo oud, toch zoo helder en net,
een besje met hagelwitte kornet,
wanneer haar rimplig verweerd gezicht
een milde jeugdige lach verlicht.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.